Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- adviseren:
-
Wiktionary:
- adviseren → aconsejar, asesorar
- adviseren → asesorar, aconsejar, recomendar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor adviseren (Nederlands) in het Spaans
adviseren:
-
adviseren (aanraden; van raad dienen)
-
adviseren (iets aanraden; suggereren; raden; ingeven)
sugerir; proponer; adivinar; presentar; representar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; provocar; estimar; conjeturar; appreciar-
sugerir werkwoord
-
proponer werkwoord
-
adivinar werkwoord
-
presentar werkwoord
-
representar werkwoord
-
hacer conjeturas werkwoord
-
inspirar werkwoord
-
pintar werkwoord
-
provocar werkwoord
-
estimar werkwoord
-
conjeturar werkwoord
-
appreciar werkwoord
-
Conjugations for adviseren:
o.t.t.
- adviseer
- adviseert
- adviseert
- adviseren
- adviseren
- adviseren
o.v.t.
- adviseerde
- adviseerde
- adviseerde
- adviseerden
- adviseerden
- adviseerden
v.t.t.
- heb geadviseerd
- hebt geadviseerd
- heeft geadviseerd
- hebben geadviseerd
- hebben geadviseerd
- hebben geadviseerd
v.v.t.
- had geadviseerd
- had geadviseerd
- had geadviseerd
- hadden geadviseerd
- hadden geadviseerd
- hadden geadviseerd
o.t.t.t.
- zal adviseren
- zult adviseren
- zal adviseren
- zullen adviseren
- zullen adviseren
- zullen adviseren
o.v.t.t.
- zou adviseren
- zou adviseren
- zou adviseren
- zouden adviseren
- zouden adviseren
- zouden adviseren
diversen
- adviseer!
- adviseert!
- geadviseerd
- adviserende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor adviseren:
Wiktionary: adviseren
adviseren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• adviseren | → asesorar; aconsejar | ↔ advise — to give advice to; to offer an opinion; to counsel; to warn |
• adviseren | → recomendar | ↔ empfehlen — (transitiv) jemanden als vorteilhaft, geeignet, zuverlässig infrage kommend benennen; jemandem anraten, sich für jemanden beziehungsweise etwas zu entscheiden |
• adviseren | → aconsejar | ↔ conseiller — Indiquer à quelqu’un ce qu’il doit faire ou ne doit pas faire. (Sens général). |