Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanzien (Nederlands) in het Spaans

aanzien:

aanzien [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het aanzien (niveau; achting)
    la reputación; el respeto; el prestigio
  2. het aanzien (prestige; status; achtbaarheid)
    el prestigio; la reputación; la respetabilidad
  3. het aanzien (allure)
    el estilo
    • estilo [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. het aanzien (exterieur)
    la exterior; el tamaño; la apariencia; la aparición; el semblante
  5. het aanzien (eminentie; grootheid; verhevenheid; )
    la nobleza; la alteza; la eminencia
    • nobleza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • alteza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • eminencia [la ~] zelfstandig naamwoord
  6. het aanzien (uiterlijk; verschijning; voorkomen; )
    el aspecto; el semblante; el aire; la expresión; la cara; la figura
    • aspecto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • semblante [el ~] zelfstandig naamwoord
    • aire [el ~] zelfstandig naamwoord
    • expresión [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cara [la ~] zelfstandig naamwoord
    • figura [la ~] zelfstandig naamwoord

aanzien werkwoord (zie aan, ziet aan, zag aan, zagen aan, aangezien)

  1. aanzien (aankijken; aanblikken)
    percibir; mirar a; dar un vistazo a; observar

Conjugations for aanzien:

o.t.t.
  1. zie aan
  2. ziet aan
  3. ziet aan
  4. zien aan
  5. zien aan
  6. zien aan
o.v.t.
  1. zag aan
  2. zag aan
  3. zag aan
  4. zagen aan
  5. zagen aan
  6. zagen aan
v.t.t.
  1. heb aangezien
  2. hebt aangezien
  3. heeft aangezien
  4. hebben aangezien
  5. hebben aangezien
  6. hebben aangezien
v.v.t.
  1. had aangezien
  2. had aangezien
  3. had aangezien
  4. hadden aangezien
  5. hadden aangezien
  6. hadden aangezien
o.t.t.t.
  1. zal aanzien
  2. zult aanzien
  3. zal aanzien
  4. zullen aanzien
  5. zullen aanzien
  6. zullen aanzien
o.v.t.t.
  1. zou aanzien
  2. zou aanzien
  3. zou aanzien
  4. zouden aanzien
  5. zouden aanzien
  6. zouden aanzien
diversen
  1. zie aan!
  2. ziet aan!
  3. aangezien
  4. aanzienende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanzien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aire aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm air; buitenlucht; deun; lucht; melodie; openlucht; wijs
alteza aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid doorluchtigheid
aparición aanzien; exterieur aantal gekomen personen; afkondiging; bekendmaking; figuur; gedaante; geest; geestverschijning; gestalte; openbaarmaking; openbare publicatie; opkomst; postuur; proclamatie; publicatie; publikatie; schim; spook; spookverschijning; uitgave; uitgifte; verschijnen; verschijning; verschijningsvorm; visioen; vorm
apariencia aanzien; exterieur aangezicht; buitenkant; dekmantel; faam; façade; gedaante; iemand zijn uiterlijk; illusie; masker; naam; reputatie; roep; schijn; uiterlijk; uiterlijke schijn; verschijning; vertoon; voorkomen; voorwending; vorm
aspecto aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanblik; aanzicht; aspect; denkbeeld; facet; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kijk; lezing; mening; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; opzicht; panorama; perspectief; prospect; standpunt; uitzicht; vergezicht; visie; vue; zicht; zienswijs; zienswijze
cara aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aangezicht; afscheiding; beschot; cara; gelaat; gezicht; kijk; panorama; prospect; schot; tussenmuur; tussenschot; uitzicht; vergezicht; vooreind; vooreinde; voorste gedeelte; vue; zicht
eminencia aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid hoogwaardigheid
estilo aanzien; allure handelwijze; manier; methode; procedure; stijl; trant; wijs; wijze
expresión aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm expressie; gelaatsuitdrukking; gezichtsuitdrukking; het uitspreken; uitdrukking; uiting; uitspraak; verwoording
exterior aanzien; exterieur buitenkant; buitenland; buitenzijde; eigenaardig land; vreemd land
figura aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm figuur; gedaante; gestalte; iemand; individu; lichaamslijn; mens; mensenkind; persoon; postuur; schim; silhouet; type; verschijning; vorm; wezen
nobleza aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid adel; adeldom; adelstand; buil; bult; edelen; kneuswond; kneuzing; letsel
percibir innen
prestigio aanzien; achtbaarheid; achting; niveau; prestige; status
reputación aanzien; achtbaarheid; achting; niveau; prestige; status befaamdheid; bekendheid; beroemdheid; faam; naam; reputatie; roem; roep
respetabilidad aanzien; achtbaarheid; prestige; status achtbaarheid; achtenswaardigheid; betamelijkheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; openhartigheid; openheid; oprechtheid; ordelijkheid; rondborstigheid; rondheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
respeto aanzien; achting; niveau achting; eerbied; eerbiediging; hoogachting; huldeblijk; inachtneming; ontzag; ontzien; respect; waardering
semblante aangezicht; aanzien; buitenkant; exterieur; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
tamaño aanzien; exterieur afmeting; band; boekdeel; capaciteit; deel; dimensie; formaat; gedaante; geluidsniveau; grootte; inhoudsruimte; maat; mate; omvang; schim; volume
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dar un vistazo a aanblikken; aankijken; aanzien bekijken; een blik werpen; gadeslaan; inkijken; inzien; kijken; observeren; waarnemen; zien
mirar a aanblikken; aankijken; aanzien kijken naar
observar aanblikken; aankijken; aanzien aankijken; aanmerken; aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bemerken; bespeuren; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; schouwen; signaleren; staren; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
percibir aanblikken; aankijken; aanzien aankijken; aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; casseren; gadeslaan; gewaarworden; horen; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; toeschouwen; toezien; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
expresión expressie
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exterior buitenlands; buitenslands; uiterlijk; uitgaand; uitlandig; uitwendig

Synoniemen voor "aanzien":


Verwante definities voor "aanzien":

  1. bekijken1
    • hij zag Tina voor iemand anders aan1
  2. er rustig naar kijken en nog niets doen1
    • we zullen het nog even aanzien voor we maatregelen nemen1
  3. hoe het eruitziet1
    • deze straat heeft een ander aanzien gekregen1

Wiktionary: aanzien

aanzien
verb
  1. kijken naar
  2. beschouwen als
  3. dulden
noun
  1. hoe men door anderen gezien wordt

Cross Translation:
FromToVia
aanzien observar ansehen — (reflexiv) etwas oder jemanden betrachten, um es oder ihn kennenzulernen
aanzien mirar ansehen — betrachten; angucken; anschauen
aanzien vista AnsehenSehen, etwas in Augenschein nehmen.
aanzien prestigio prestige — dignity, status, or esteem
aanzien aire airmélange gazeux constituer l’atmosphère.
aanzien velocidad; paso; marcha; aspecto; apariencia; andamiento allurefaçon d’aller, de marcher.
aanzien tolerar tolérersupporter.

Verwante vertalingen van aanzien