Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- aanvoer:
- aanvaren:
- aanvoeren:
-
Wiktionary:
- aanvoer → aprovisionamiento
- aanvoer → aprovisionamiento, suministro, abastacimiento
- aanvoeren → acaudillar, comandar, encabezar, mandar, acarrear, aducir, alegar, capitanear
- aanvoeren → encabezar, liderar, dirigir, ir a la cabeza, ir en cabeza
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanvoer (Nederlands) in het Spaans
aanvoer:
-
de aanvoer (toevoer)
Vertaal Matrix voor aanvoer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abastecimiento | aanvoer; toevoer | aflevering; afstaan; bevoorrading; maatregel; overdracht; schikking; uitlevering; voorziening |
aprovisionamiento | aanvoer; toevoer | bevoorrading; inrichten; leveren; maatregel; schikking; verschaffing; voorziening |
provision | aanvoer; toevoer |
Wiktionary: aanvoer
aanvoer
Cross Translation:
noun
-
het aanbrengen
- aanvoer → aprovisionamiento
-
het aangebrachte
- aanvoer → aprovisionamiento
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanvoer | → aprovisionamiento; suministro | ↔ fourniture — provision fournir ou à fournir. |
• aanvoer | → aprovisionamiento; abastacimiento | ↔ ravitaillement — logistique|fr action de ravitailler. |
aanvoer vorm van aanvaren:
-
aanvaren
Conjugations for aanvaren:
o.t.t.
- vaar aan
- vaart aan
- vaart aan
- varen aan
- varen aan
- varen aan
o.v.t.
- voer aan
- voer aan
- voer aan
- voeren aan
- voeren aan
- voeren aan
v.t.t.
- heb aangevaren
- hebt aangevaren
- heeft aangevaren
- hebben aangevaren
- hebben aangevaren
- hebben aangevaren
v.v.t.
- had aangevaren
- had aangevaren
- had aangevaren
- hadden aangevaren
- hadden aangevaren
- hadden aangevaren
o.t.t.t.
- zal aanvaren
- zult aanvaren
- zal aanvaren
- zullen aanvaren
- zullen aanvaren
- zullen aanvaren
o.v.t.t.
- zou aanvaren
- zou aanvaren
- zou aanvaren
- zouden aanvaren
- zouden aanvaren
- zouden aanvaren
diversen
- vaar aan!
- vaart aan!
- aangevaren
- aanvarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor aanvaren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dar con | aanvaren | ontdekken; vinden |
aanvoer vorm van aanvoeren:
-
aanvoeren (bevel voeren over; leiden; commanderen; leidinggeven)
guiar; llevar; dirigir; conducir; mandar; ordenar; liderar; preceder; presidir; estar en cabeza; dar orden de; encabezar; gobernar; decretar; pilotar; ser primero; ir a la cabeza; ir delante-
guiar werkwoord
-
llevar werkwoord
-
dirigir werkwoord
-
conducir werkwoord
-
mandar werkwoord
-
ordenar werkwoord
-
liderar werkwoord
-
preceder werkwoord
-
presidir werkwoord
-
estar en cabeza werkwoord
-
dar orden de werkwoord
-
encabezar werkwoord
-
gobernar werkwoord
-
decretar werkwoord
-
pilotar werkwoord
-
ser primero werkwoord
-
ir a la cabeza werkwoord
-
ir delante werkwoord
-
-
aanvoeren (leiding geven; leiden; besturen; voorzitten; managen)
dirigir; gobernar; mandar; guiar; ir a la cabeza; encabezar; ir delante; estar en cabeza-
dirigir werkwoord
-
gobernar werkwoord
-
mandar werkwoord
-
guiar werkwoord
-
ir a la cabeza werkwoord
-
encabezar werkwoord
-
ir delante werkwoord
-
estar en cabeza werkwoord
-
-
aanvoeren (te berde brengen; ter sprake brengen; entameren; aansnijden; opwerpen; aankaarten; op tafel leggen; opperen)
-
aanvoeren (opperen; poneren; te berde brengen)
Conjugations for aanvoeren:
o.t.t.
- voer aan
- voert aan
- voert aan
- voeren aan
- voeren aan
- voeren aan
o.v.t.
- voerde aan
- voerde aan
- voerde aan
- voerden aan
- voerden aan
- voerden aan
v.t.t.
- heb aangevoerd
- hebt aangevoerd
- heeft aangevoerd
- hebben aangevoerd
- hebben aangevoerd
- hebben aangevoerd
v.v.t.
- had aangevoerd
- had aangevoerd
- had aangevoerd
- hadden aangevoerd
- hadden aangevoerd
- hadden aangevoerd
o.t.t.t.
- zal aanvoeren
- zult aanvoeren
- zal aanvoeren
- zullen aanvoeren
- zullen aanvoeren
- zullen aanvoeren
o.v.t.t.
- zou aanvoeren
- zou aanvoeren
- zou aanvoeren
- zouden aanvoeren
- zouden aanvoeren
- zouden aanvoeren
diversen
- voer aan!
- voert aan!
- aangevoerd
- aanvoerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het aanvoeren (voorgaan; leiding; aanvoering)
Vertaal Matrix voor aanvoeren:
Wiktionary: aanvoeren
aanvoeren
Cross Translation:
verb
-
bevel voeren over
- aanvoeren → acaudillar; comandar; encabezar; mandar
-
aanbrengen, naartoe transporteren
- aanvoeren → acarrear
-
bijbrengen als bewijs
-
in te delen vertalingen
- aanvoeren → capitanear
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanvoeren | → encabezar; liderar; dirigir | ↔ head — (transitive) be in command of |
• aanvoeren | → liderar; ir a la cabeza; ir en cabeza | ↔ lead — intransitive: be ahead of others |
• aanvoeren | → liderar; ir en cabeza; ir a la cabeza | ↔ lead — intransitive: have the highest interim score in a game |
Computer vertaling door derden: