Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanval (Nederlands) in het Spaans
aanval:
-
de aanval (bestorming; run; attaque; stormaanval; offensief; stormloop)
-
de aanval (bevlieging; opwelling; vlaag)
-
de aanval
Vertaal Matrix voor aanval:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
antojo | aanval; bevlieging; opwelling; vlaag | grilligheid; luimigheid; wispelturigheid |
arrebato | aanval; bevlieging; opwelling; vlaag | drift; driftstroom; felheid; gevoel; heftigheid; hevigheid; instinct; intensiteit; intuïtie; kracht; ontlading; plotselinge uitbarsting; voortgedreven vee |
asalto | aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop | bankoverval; overval; straatroof |
ataque | aanval; attaque; bestorming; offensief; run; stormaanval; stormloop | apoplexie; attaque; beroerte; hersenbloeding; overval; valwind |
racha | aanval; bevlieging; opwelling; vlaag | valwind |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vulnerabilidad de seguridad | aanval | beveiligingsprobleem; vatbaarheid voor aanvallen |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arrebato | impulsief; in een opwelling |
Verwante definities voor "aanval":
Wiktionary: aanval
aanval
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanval | → ataque | ↔ attack — attempt to cause damage or injury |
• aanval | → ataque | ↔ attack — offense of a battle |
• aanval | → acometida; asalto; ataque | ↔ Angriff — das Vorgehen gegen einen Gegner oder Feind |
• aanval | → entrada; acceso; acometida; agresión; ataque | ↔ accès — Action, endroit, ou facilité plus ou moins grande d’accéder dans un lieu, physique ou virtuel. |
• aanval | → asalto; acometida | ↔ assaut — attaque pour emporter de vif force une ville, une place de guerre, une position, etc. |
• aanval | → ataque | ↔ attaque — propre|nocat=1 Action d'attaquer |
aanvallen:
-
aanvallen (attaqueren; overvallen; bestormen)
Conjugations for aanvallen:
o.t.t.
- val aan
- valt aan
- valt aan
- vallen aan
- vallen aan
- vallen aan
o.v.t.
- viel aan
- viel aan
- viel aan
- vielen aan
- vielen aan
- vielen aan
v.t.t.
- heb aangevallen
- hebt aangevallen
- heeft aangevallen
- hebben aangevallen
- hebben aangevallen
- hebben aangevallen
v.v.t.
- had aangevallen
- had aangevallen
- had aangevallen
- hadden aangevallen
- hadden aangevallen
- hadden aangevallen
o.t.t.t.
- zal aanvallen
- zult aanvallen
- zal aanvallen
- zullen aanvallen
- zullen aanvallen
- zullen aanvallen
o.v.t.t.
- zou aanvallen
- zou aanvallen
- zou aanvallen
- zouden aanvallen
- zouden aanvallen
- zouden aanvallen
diversen
- val aan!
- valt aan!
- aangevallen
- aanvallende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het aanvallen (attaqueren)
Vertaal Matrix voor aanvallen:
Antoniemen van "aanvallen":
Verwante definities voor "aanvallen":
Wiktionary: aanvallen
aanvallen
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) aangrijpen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanvallen | → atacar | ↔ attack — to apply violent force |
• aanvallen | → agredir; acometer; atacar | ↔ agresser — attaquer |
• aanvallen | → acometer; asaltar; saltear | ↔ assaillir — propre|fr (figuré) attaquer vivement par surprise. |
• aanvallen | → atacar; saltear; agredir; acometer; atracar | ↔ attaquer — assaillir par agression. |