Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- aangedaan:
- aandoen:
-
Wiktionary:
- aangedaan → afectado
- aandoen → poner, ponerse, causar, inferir, ocasionar, producir, dar lugar a, afectar, conmover, enternecer, visitar, encender
- aandoen → ponerse, aplicar, dar lugar a, ocasionar, causar, instigar, maquinar, producir, dar, determinar, imponer, poner, meter, colocar, mediar, procurar, revestir, enfundar, sobreponer, revocar, volver, revolver, voltear, tornear
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aangedaan (Nederlands) in het Spaans
aangedaan:
-
aangedaan (bewogen; geroerd)
movido; emocionado; conmovido-
movido bijvoeglijk naamwoord
-
emocionado bijvoeglijk naamwoord
-
conmovido bijvoeglijk naamwoord
-
-
aangedaan (ingeschakeld; aangezet)
-
aangedaan (kapot van; getroffen; geraakt; geëmotioneerd; aangeslagen; geroerd; aangegrepen)
Vertaal Matrix voor aangedaan:
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
encadenado | crossfading | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
conmovido | aangedaan; bewogen; geroerd | bewogen; emotioneel; gepassioneerd; geraakt; getoucheerd; getroffen; gevoelig; gevoelvol; geëmotioneerd; onthutst; ontroerd; ontsteld; paf; perplex |
deshecho | aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van | bekaf; ongedaan; ontbonden; opgeheven; uiteengegaan; uiteengevallen |
desstrozado | aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van | |
emocionado | aangedaan; bewogen; geroerd | bewogen; emotioneel; gepassioneerd; gevoelig; gevoelvol; geëmotioneerd; ontroerd |
encadenado | aangedaan; aangezet; ingeschakeld | geboeid; geketend; geschakeld |
eslabonado | aangedaan; aangezet; ingeschakeld | geschakeld |
movido | aangedaan; bewogen; geroerd | bewogen; bungelend; corpulent; dik; gepassioneerd; gereden; gevoelvol; gezet; geëmotioneerd; lijvig; verreden; zwaarlijvig |
Verwante woorden van "aangedaan":
aangedaan vorm van aandoen:
-
aandoen (aanrichten; veroorzaken; aanstichten)
-
aandoen (berokkenen; veroorzaken)
-
aandoen (aankleden; aantrekken)
-
aandoen (inschakelen; aandraaien)
-
aandoen (inschakelen; aanzetten; starten; aanmaken)
-
aandoen (kwaad doen)
Conjugations for aandoen:
o.t.t.
- doe aan
- doet aan
- doet aan
- doen aan
- doen aan
- doen aan
o.v.t.
- deed aan
- deed aan
- deed aan
- deden aan
- deden aan
- deden aan
v.t.t.
- heb aangedaan
- hebt aangedaan
- heeft aangedaan
- hebben aangedaan
- hebben aangedaan
- hebben aangedaan
v.v.t.
- had aangedaan
- had aangedaan
- had aangedaan
- hadden aangedaan
- hadden aangedaan
- hadden aangedaan
o.t.t.t.
- zal aandoen
- zult aandoen
- zal aandoen
- zullen aandoen
- zullen aandoen
- zullen aandoen
o.v.t.t.
- zou aandoen
- zou aandoen
- zou aandoen
- zouden aandoen
- zouden aandoen
- zouden aandoen
diversen
- doe aan!
- doet aan!
- aangedaan
- aandoende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aandoen (kleden; aankleden; aantrekken)
Vertaal Matrix voor aandoen:
Synoniemen voor "aandoen":
Antoniemen van "aandoen":
Verwante definities voor "aandoen":
Wiktionary: aandoen
aandoen
Cross Translation:
verb
Cross Translation: