Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aan kracht inboeten (Nederlands) in het Spaans
aan kracht inboeten:
aan kracht inboeten werkwoord (boet aan kracht in, boette aan kracht in, boetten aan kracht in, aan kracht ingeboet)
-
aan kracht inboeten (verzwakken; uitputten; verslappen; zwakker worden; zwak worden)
debilitarse; debilitar; aflojarse; perder fuerza-
debilitarse werkwoord
-
debilitar werkwoord
-
aflojarse werkwoord
-
perder fuerza werkwoord
-
Conjugations for aan kracht inboeten:
o.t.t.
- boet aan kracht in
- boet aan kracht in
- boet aan kracht in
- boeten aan kracht in
- boeten aan kracht in
- boeten aan kracht in
o.v.t.
- boette aan kracht in
- boette aan kracht in
- boette aan kracht in
- boetten aan kracht in
- boetten aan kracht in
- boetten aan kracht in
v.t.t.
- heb aan kracht ingeboet
- hebt aan kracht ingeboet
- heeft aan kracht ingeboet
- hebben aan kracht ingeboet
- hebben aan kracht ingeboet
- hebben aan kracht ingeboet
v.v.t.
- had aan kracht ingeboet
- had aan kracht ingeboet
- had aan kracht ingeboet
- hadden aan kracht ingeboet
- hadden aan kracht ingeboet
- hadden aan kracht ingeboet
o.t.t.t.
- zal aan kracht inboeten
- zult aan kracht inboeten
- zal aan kracht inboeten
- zullen aan kracht inboeten
- zullen aan kracht inboeten
- zullen aan kracht inboeten
o.v.t.t.
- zou aan kracht inboeten
- zou aan kracht inboeten
- zou aan kracht inboeten
- zouden aan kracht inboeten
- zouden aan kracht inboeten
- zouden aan kracht inboeten
diversen
- boet aan kracht in!
- boet aan kracht in!
- aan kracht ingeboet
- aan kracht inboetende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor aan kracht inboeten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
debilitarse | achteruitgaan; afnemen; verminderen in kracht | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aflojarse | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden | doorbuigen; doorzakken |
debilitar | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden | aanlengen; aantasten; aanvreten; aftakelen; bederven; beschadigen; deren; iem.'s positie ondermijnen; ondergraven; ondermijnen; verdunnen; versnijden; verwateren; verzwakken; wegglijden |
debilitarse | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden | aftakelen; bekoelen; verflauwen; verslappen; verzwakken; wegebben; wegglijden |
perder fuerza | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden |