Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wervel (Nederlands) in het Spaans
wervel:
-
de wervel (nekwervel)
Vertaal Matrix voor wervel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vértebra | nekwervel; wervel | ruggegraatswervel; ruggenwervel; rugwervel; tussenwervel |
vértebra cervical | nekwervel; wervel | halswervel |
Verwante woorden van "wervel":
Verwante definities voor "wervel":
Wiktionary: wervel
wervel
Cross Translation:
noun
-
bot van de wervelkolom
- wervel → vértebra
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wervel | → vértebra | ↔ vertebra — any of the small bones which make up the backbone |
• wervel | → vértebra | ↔ vertèbre — chacun des os en forme de petits disques irréguliers qui, s’articuler les uns avec les autres, composer la colonne vertébrale chez l’homme et les autres vertébrés. |
wervel vorm van wervelen:
-
wervelen (wielen; kolken)
revolotear; girar como una rueda; dar vueltas-
revolotear werkwoord
-
girar como una rueda werkwoord
-
dar vueltas werkwoord
-
Conjugations for wervelen:
o.t.t.
- wervel
- wervelt
- wervelt
- wervelen
- wervelen
- wervelen
o.v.t.
- wervelde
- wervelde
- wervelde
- wervelden
- wervelden
- wervelden
v.t.t.
- heb gewerveld
- hebt gewerveld
- heeft gewerveld
- hebben gewerveld
- hebben gewerveld
- hebben gewerveld
v.v.t.
- had gewerveld
- had gewerveld
- had gewerveld
- hadden gewerveld
- hadden gewerveld
- hadden gewerveld
o.t.t.t.
- zal wervelen
- zult wervelen
- zal wervelen
- zullen wervelen
- zullen wervelen
- zullen wervelen
o.v.t.t.
- zou wervelen
- zou wervelen
- zou wervelen
- zouden wervelen
- zouden wervelen
- zouden wervelen
diversen
- wervel!
- wervelt!
- gewerveld
- wervelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wervelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dar vueltas | kolken; wervelen; wielen | buitelen; cirkelen; de ronde doen; draaien; duikelen; duizelen; flikkeren; in de war maken; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; kolken; rollen; ronddraaien; rondgaan; rondtollen; roteren; tollen; tuimelen; vallen; verrollen; wentelen; zwieren |
girar como una rueda | kolken; wervelen; wielen | |
revolotear | kolken; wervelen; wielen | dwarrelen; naar beneden zweven; opwaaien; zwermen |