Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Spaans ->Zoek: vis

Nederlandse en Spaanse zoekresultaten voor: vis

Overzicht

Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...

vis:
- pescado
vissen:
- pescar con caña; pescar
- pesca con caña
Wiktionary:
- vis → pez, pescado
- vis → pescado, pez
- vissen → pescar
- vissen → pescar, pesca

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vis (Nederlands) in het Spaans

vis:

vis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de vis
el pescado
- pescado [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vis:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
pescado	vis

Verwante woorden van "vis":

vissen

Verwante definities voor "vis":

koudbloedig, gewerveld dier dat in het water leeft¹
- hij heeft met zijn hengel een grote vis gevangen¹

Wiktionary: vis

vis

noun

Pisces, gewerveld dier met kieuwen, levend in water
- vis → pez
het vlees van een vis
- vis → pescado

Cross Translation:

From	To	Via
• vis	→ pescado; pez	↔ fish — vertebrate animal
• vis	→ pez	↔ Fisch — Zoologie: Tier, das unter Wasser lebt und durch Kiemen atmen
• vis	→ pez; pescado	↔ poisson — Animal vivant dans l’eau.

vis vorm van vissen:

vissen werkwoord (vis, vist, viste, visten, gevist)

vissen (visvangen; hengelen)
pescar con caña; pescar
- pescar con caña werkwoord
- pescar werkwoord

Conjugations for vissen:

o.t.t.

vis
vist
vist
vissen
vissen
vissen

o.v.t.

viste
viste
viste
visten
visten
visten

v.t.t.

heb gevist
hebt gevist
heeft gevist
hebben gevist
hebben gevist
hebben gevist

v.v.t.

had gevist
had gevist
had gevist
hadden gevist
hadden gevist
hadden gevist

o.t.t.t.

zal vissen
zult vissen
zal vissen
zullen vissen
zullen vissen
zullen vissen

o.v.t.t.

zou vissen
zou vissen
zou vissen
zouden vissen
zouden vissen
zouden vissen

diversen

vis!
vist!
gevist
vissend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vissen [het ~] zelfstandig naamwoord

het vissen (hengelsport; hengelen)
la pesca con caña
- pesca con caña [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vissen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
pesca con caña	hengelen; hengelsport; vissen
pescar		vissen als bedrijf; visserij
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
pescar	hengelen; vissen; visvangen	buitmaken; nuttigen; opduikelen; opscharrelen; opsnorren; vangen; verschalken
pescar con caña	hengelen; vissen; visvangen

Verwante woorden van "vissen":

vis

Wiktionary: vissen

vissen

verb

proberen te vangen
- vissen → pescar

Cross Translation:

From	To	Via
• vissen	→ pescar	↔ fish — intransitive: to try to catch fish
• vissen	→ pesca	↔ fishing — sport of catching fish

Verwante vertalingen van vis

¹Muiswerk Woordenboek