Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verlangen (Nederlands) in het Spaans

verlangen:

verlangen werkwoord (verlang, verlangt, verlangde, verlangden, verlangd)

  1. verlangen (begeren)
    querer; desear; suspirar por; ambicionar
  2. verlangen (vergen; vereisen; eisen)
    exigir
  3. verlangen (van hoop vervuld zijn; hopen; spinzen)
    esperar; desear; confiar en; querer; ir consumiéndose; consumirse

Conjugations for verlangen:

o.t.t.
  1. verlang
  2. verlangt
  3. verlangt
  4. verlangen
  5. verlangen
  6. verlangen
o.v.t.
  1. verlangde
  2. verlangde
  3. verlangde
  4. verlangden
  5. verlangden
  6. verlangden
v.t.t.
  1. heb verlangd
  2. hebt verlangd
  3. heeft verlangd
  4. hebben verlangd
  5. hebben verlangd
  6. hebben verlangd
v.v.t.
  1. had verlangd
  2. had verlangd
  3. had verlangd
  4. hadden verlangd
  5. hadden verlangd
  6. hadden verlangd
o.t.t.t.
  1. zal verlangen
  2. zult verlangen
  3. zal verlangen
  4. zullen verlangen
  5. zullen verlangen
  6. zullen verlangen
o.v.t.t.
  1. zou verlangen
  2. zou verlangen
  3. zou verlangen
  4. zouden verlangen
  5. zouden verlangen
  6. zouden verlangen
diversen
  1. verlang!
  2. verlangt!
  3. verlangd
  4. verlangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verlangen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het verlangen (wensen; smachten; zucht; begeren; lust)
    la espera; el deseo; el requerimiento; el suspiro; el aguijón; el avance; el anhelo; la tirantez; el afán; el ardor; la ansiedad; el ansia; el requisito
    • espera [la ~] zelfstandig naamwoord
    • deseo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • requerimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
    • suspiro [el ~] zelfstandig naamwoord
    • aguijón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • avance [el ~] zelfstandig naamwoord
    • anhelo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tirantez [la ~] zelfstandig naamwoord
    • afán [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ardor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ansiedad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ansia [el ~] zelfstandig naamwoord
    • requisito [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. het verlangen (wens)
    el deseo; el ansia; el anhelo; el afán
    • deseo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ansia [el ~] zelfstandig naamwoord
    • anhelo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • afán [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. het verlangen (hunkeren; smachten)
    la ansia
    • ansia [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor verlangen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afán begeren; lust; smachten; verlangen; wens; wensen; zucht aandrang; aandrift; ambitie; begeerte; begerige ijver; drang; drift; eerzucht; gauwigheid; gehaastheid; geploeter; gezwindheid; gezwoeg; graagte; gretigheid; haast; haastigheid; heftig verlangen; hevig verlangen; ijl; impuls; instinct; lust; neiging; noeste vlijt; overijling; rapheid; rapiditeit; schielijkheid; snelheid; spoed; tempo; vaart; vlotheid; vlugheid
aguijón begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht angel; gifangel
ambicionar aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
anhelo begeren; lust; smachten; verlangen; wens; wensen; zucht begeerte; heftig verlangen; hevig verlangen; hunkering; lust
ansia begeren; hunkeren; lust; smachten; verlangen; wens; wensen; zucht aandrang; aandrift; begeerte; drang; drift; heftig verlangen; hevig verlangen; impuls; lust; neiging
ansiedad begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht
ardor begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aandrift; bruine rot; daadkracht; drift; driftstroom; elan; energie; esprit; felheid; fut; gloed; gloeiing; hartstocht; heftigheid; hevigheid; hitte; houtrot; ijver; ijverigheid; instinct; intensiteit; kracht; lust; momentum; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; passie; pit; puf; seksuele begeerte; vlam; vlijt; vlijtigheid; voortgedreven vee; vuur; warmte; werklust; werkzaamheid; ziel
avance begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aantal gekomen personen; aantocht; doorbraak; doorbreken; doorbreking; gezichtsmasker; ontwikkelingsgang; opkomst; opmars; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
confiar en in vertrouwen nemen; toevertrouwen
deseo begeren; lust; smachten; verlangen; wens; wensen; zucht aandrift; bede; begeerte; drift; geilheid; genoegen; genot; heftig verlangen; hevig verlangen; hitsigheid; instinct; jool; leut; lust; opgewondenheid; plezier; pret; seksuele begeerte; verzoek; vraag; wellust; zin
espera begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht
esperar afwachten; opwachten
exigir opvorderen; vordering
requerimiento begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht aanmaning; aanschrijving; aansporing tot plicht; aanzegging; daging; dagvaarding; dringend verzoek; herinnering; kennisgeving; maning
requisito begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; restrictie; voorbehoud; voorwaarde
suspiro begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht bezwaar; diepe zucht; grief; het klagen; klacht
tirantez begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht bokkigheid; gespannenheid; harkerigheid; houterigheid; spanning; starheid; stijfte; strakheid; zetmeel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambicionar begeren; verlangen ambiëren; doelen; ijveren; streven
confiar en hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen vertrouwen
consumirse hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen afmatten; afrotten; moe maken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; slopen; uitputten; verdorsten; vermoeien
desear begeren; hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen hopen; op hopen zetten; toewensen; uitkijken; uitzien; uitzien naar; wensen; willen
esperar hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen afwachten; hopen; op hopen zetten; opwachten; tegemoetzien; uitkijken; uitkijken naar; uitzien; uitzien naar; verwachten; vooruitzien; wachten
exigir eisen; vereisen; vergen; verlangen aanspraak maken op; aanspraak op maken; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; terugeisen; terugvorderen; vorderen
ir consumiéndose hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
querer begeren; hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen believen; beminnen; hopen; houden van; kwijnen; kwijnend verlangen; liefhebben; minnen; moeten; op hopen zetten; smachten; snakken; wensen; willen
suspirar por begeren; verlangen hunkeren; sterk verlangen
- eisen

Verwante woorden van "verlangen":

  • verlangens

Synoniemen voor "verlangen":


Antoniemen van "verlangen":


Verwante definities voor "verlangen":

  1. beslist willen hebben dat het gebeurt1
    • ik verlang van jou dat je je goed gedraagt1
  2. de grote behoefte1
    • haar verlangen naar vrijheid was erg groot1
  3. er grote behoefte aan hebben1
    • hij verlangt naar de vakantie1

Wiktionary: verlangen

verlangen
noun
  1. iets willen hebben
verb
  1. iets erg graag willen hebben

Cross Translation:
FromToVia
verlangen ansiar; anhelar ache for — to desire or want very much
verlangen inquietud anxiety — eager desire
verlangen codiciar; desear covet — to wish for with eagerness
verlangen deseo desire — something wished for
verlangen anhelar; desear long — to wait, to aspire
verlangen añoranza longing — melancholic desire
verlangen anhelar; desear; ansiar yearn — to have a strong desire; to long
verlangen deseo; ganas yen — strong desire
verlangen desear yen — have strong desire for
verlangen deseo désir — Traductions à trier suivant le sens
verlangen deseo souhaitvœu, désir qu’une chose accomplir.
verlangen esperar; desear souhaiterformer un souhait.
verlangen suspirar; anhelar; añorar soupirerpousser des soupirs.

Verwante vertalingen van verlangen