Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor taxeren (Nederlands) in het Spaans
taxeren:
Conjugations for taxeren:
o.t.t.
- taxeer
- taxeert
- taxeert
- taxeren
- taxeren
- taxeren
o.v.t.
- taxeerde
- taxeerde
- taxeerde
- taxeerden
- taxeerden
- taxeerden
v.t.t.
- heb getaxeerd
- hebt getaxeerd
- heeft getaxeerd
- hebben getaxeerd
- hebben getaxeerd
- hebben getaxeerd
v.v.t.
- had getaxeerd
- had getaxeerd
- had getaxeerd
- hadden getaxeerd
- hadden getaxeerd
- hadden getaxeerd
o.t.t.t.
- zal taxeren
- zult taxeren
- zal taxeren
- zullen taxeren
- zullen taxeren
- zullen taxeren
o.v.t.t.
- zou taxeren
- zou taxeren
- zou taxeren
- zouden taxeren
- zouden taxeren
- zouden taxeren
en verder
- ben getaxeerd
- bent getaxeerd
- is getaxeerd
- zijn getaxeerd
- zijn getaxeerd
- zijn getaxeerd
diversen
- taxeer!
- taxeert!
- getaxeerd
- taxerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor taxeren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
valorar | waarderen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
estimar | beramen; ramen; schatten; taxeren | adviseren; afwegen; appreciëren; begroten; bepalen; berekenen; gissen; gissing maken; iets aanraden; ingeven; inschatten; op prijs stellen; overdenken; overwegen; prijzen; raden; ramen; schatten; suggereren; van een prijs voorzien; waarderen |
evaluar | aanslaan; beramen; ramen; schatten; taxeren | |
tasar | beramen; ramen; schatten; taxeren | afwegen; bepalen; inschatten; schatten |
valorar | aanslaan; beramen; ramen; schatten; taxeren | afwegen; bepalen; inschatten; prijzen; schatten; van een prijs voorzien; zich doen gelden |
Wiktionary: taxeren
taxeren
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• taxeren | → apreciar; estimar; evaluar; avaliar; tasar | ↔ apprécier — Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général). |
• taxeren | → estimar | ↔ estimer — priser quelque chose, en apprécier, en déterminer la valeur. |
• taxeren | → tasar; estimar; evaluar; apreciar | ↔ taxer — (vieilli) régler, fixer le prix des denrées, des marchandises, de quelque autre chose que ce soit. |
• taxeren | → estimar; evaluar; avaliar; tasar; apreciar; valorar | ↔ évaluer — estimer une chose quant à son prix, à sa valeur, à sa quantité, à sa durée. |