Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. spraak:
  2. Spraak:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spraak (Nederlands) in het Spaans

spraak:

spraak [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de spraak
    la lengua; el lenguaje
    • lengua [la ~] zelfstandig naamwoord
    • lenguaje [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spraak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lengua spraak inleiding; introductie; proloog; taal; voorbericht; voorwoord
lenguaje spraak accent; computertaal; dialect; inleiding; introductie; proloog; taal; taalgebruik; taaltje; tongval; voorbericht; voorwoord

Verwante definities voor "spraak":

  1. het kunnen praten1
    • na het ongeluk was hij zijn spraak kwijt1

Wiktionary: spraak


Cross Translation:
FromToVia
spraak idioma; lengua language — system of communication using words or symbols
spraak habla speech — vocal communication
spraak discurso; oración discours — linguistique|fr actualisation de la langue ; suite de mots qu’on emploie concrètement pour exprimer sa pensée.
spraak lenguaje langageemploi que l’homme faire des sons et des articulations de la voix pour exprimer ses pensées et ses sentiments.
spraak palabra; voz; habla parolefaculté naturelle de parler.

Spraak:


Vertaal Matrix voor Spraak:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Fragmento hablado Spraak