Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. opduikelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opduikelen (Nederlands) in het Spaans

opduikelen:

opduikelen werkwoord (duikel op, duikelt op, duikelde op, duikelden op, opgeduikeld)

  1. opduikelen (opsnorren; opscharrelen)
    pescar

Conjugations for opduikelen:

o.t.t.
  1. duikel op
  2. duikelt op
  3. duikelt op
  4. duikelen op
  5. duikelen op
  6. duikelen op
o.v.t.
  1. duikelde op
  2. duikelde op
  3. duikelde op
  4. duikelden op
  5. duikelden op
  6. duikelden op
v.t.t.
  1. heb opgeduikeld
  2. hebt opgeduikeld
  3. heeft opgeduikeld
  4. hebben opgeduikeld
  5. hebben opgeduikeld
  6. hebben opgeduikeld
v.v.t.
  1. had opgeduikeld
  2. had opgeduikeld
  3. had opgeduikeld
  4. hadden opgeduikeld
  5. hadden opgeduikeld
  6. hadden opgeduikeld
o.t.t.t.
  1. zal opduikelen
  2. zult opduikelen
  3. zal opduikelen
  4. zullen opduikelen
  5. zullen opduikelen
  6. zullen opduikelen
o.v.t.t.
  1. zou opduikelen
  2. zou opduikelen
  3. zou opduikelen
  4. zouden opduikelen
  5. zouden opduikelen
  6. zouden opduikelen
en verder
  1. is opgeduikeld
  2. zijn opgeduikeld
diversen
  1. duikel op!
  2. duikelt op!
  3. opgeduikeld
  4. opduikelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opduikelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pescar vissen als bedrijf; visserij
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pescar opduikelen; opscharrelen; opsnorren buitmaken; hengelen; nuttigen; vangen; verschalken; vissen; visvangen

Wiktionary: opduikelen


Cross Translation:
FromToVia
opduikelen demoler; derribar; deprimir; abatir; desalentar; agotar; matar; vencer; recorrer; atravesar; calmar; sosegar abattre — Traductions à trier suivant le sens