Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor loos (Nederlands) in het Spaans

loos:

loos bijvoeglijk naamwoord

  1. loos (zoekgeraakt)
    perdido; afilado; despierto; arriesgado
  2. loos (zonder taak; vrij)
    sin misión; blanco
  3. loos (ongevuld; leeg; ijdel)
    agotado; vacuo; astuto; sin usar; desinflado

Vertaal Matrix voor loos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blanco doel; doelschijf; doelwit; mikpunt; schietschijf
vacuo lege ruimte; luchtledige ruimte; vacuüm
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afilado loos; zoekgeraakt achterbaks; adrem; afgeslepen; arglistig; behendig; bekwaam; bijdehand; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; gepolijst; geraffineerd; gescherpt; geslepen; gevat; gewiekst; gladgemaakt; gladgeslepen; gluiperig; handig; kien; kundig; leep; link; listig; pienter; puntig; raak; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vlijmend; vlijmscherp
agotado ijdel; leeg; loos; ongevuld aan stress lijdend; afgemat; bleek; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; flauw; flets; geblust; gestresst; hondsmoe; leeg; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; op; overspannen; oververmoeid; overwerkt; uitdrukkingsloos; uitgeblust; uitgeput; uitgeteld; uitverkocht; verschoten; volgeboekt; wezenloos
arriesgado loos; zoekgeraakt arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevaarlijk; gewaagd; gewiekst; hachelijk; leep; link; listig; risicovol; riskant; slinks; sluw
astuto ijdel; leeg; loos; ongevuld achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; clever; doortrapt; effen; egaal; gehaaid; gelijk; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; glad; gluiperig; goochem; kien; leep; link; listig; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; pienter; plat; puntig; raak; scherp; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; stiekem; strak; uitgekookt; uitgeslapen; van één kleur; vernuftig; vlak; vlakuit
blanco loos; vrij; zonder taak blanco; blank; bleek; bleek van gelaatskleur; flauw; flets; ongelakt; pips; verschoten; wit; wit van huidskleur
desinflado ijdel; leeg; loos; ongevuld onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
despierto loos; zoekgeraakt ad rem; adrem; behendig; bekwaam; bezet; bij de pinken; bijdehand; clever; druk; drukbezet; geagiteerd; gehaaid; geniaal; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; handig; kien; kundig; leep; levendig; pienter; raak; schrander; slagvaardig; slim; sluw; snedig; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; verhit; vernuftig; wakker
perdido loos; zoekgeraakt onthand; verbeurd
sin misión loos; vrij; zonder taak
sin usar ijdel; leeg; loos; ongevuld onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
vacuo ijdel; leeg; loos; ongevuld onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend

Verwante woorden van "loos":

  • loosheid

Wiktionary: loos


Cross Translation:
FromToVia
loos vacío vide — Qui ne contenir rien ; qui est totalement dépourvoir de.

loos vorm van lozen:

lozen werkwoord (loos, loost, loosde, loosden, geloosd)

  1. lozen (afvoeren; afscheiden; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen)
    emitir; desembarazarse de; verter; deshacerse de; echar

Conjugations for lozen:

o.t.t.
  1. loos
  2. loost
  3. loost
  4. lozen
  5. lozen
  6. lozen
o.v.t.
  1. loosde
  2. loosde
  3. loosde
  4. loosden
  5. loosden
  6. loosden
v.t.t.
  1. heb geloosd
  2. hebt geloosd
  3. heeft geloosd
  4. hebben geloosd
  5. hebben geloosd
  6. hebben geloosd
v.v.t.
  1. had geloosd
  2. had geloosd
  3. had geloosd
  4. hadden geloosd
  5. hadden geloosd
  6. hadden geloosd
o.t.t.t.
  1. zal lozen
  2. zult lozen
  3. zal lozen
  4. zullen lozen
  5. zullen lozen
  6. zullen lozen
o.v.t.t.
  1. zou lozen
  2. zou lozen
  3. zou lozen
  4. zouden lozen
  5. zouden lozen
  6. zouden lozen
en verder
  1. ben geloosd
  2. bent geloosd
  3. is geloosd
  4. zijn geloosd
  5. zijn geloosd
  6. zijn geloosd
diversen
  1. loos!
  2. loost!
  3. geloosd
  4. lozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lozen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. lozen (spuien)
    el vertido
    • vertido [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lozen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
echar weggooien
verter inschenken; leeggieten; uitgieten
vertido lozen; spuien lossing; ontlading; uitlading
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desembarazarse de afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen
deshacerse de afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afschaffen; afstoten; bergen; eraf duwen; ontdoen; opruimen; van de hand doen; zich van iets ontdoen
echar afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afdanken; bannen; begeleiden; bezweren; bijgieten; doneren; ecarteren; geven; gieten; gunnen; gunst verlenen; ingieten; inschenken; intappen; leiden; meevoeren; ontheffen; ontslaan; opsturen; posten; schenken; serveren; smijten; sturen; tappen; toezenden; uitbannen; uitstorten; uitstoten; uitsturen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verhuizen; verjagen; verkassen; verzenden; voeren; weggooien; wegjagen; wegsmijten; wegsturen; wegzenden
emitir afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afkondigen; bekendmaken; emitteren; laten zien; omroepen; opsturen; posten; proclameren; programma uitzenden; rondstralen; sturen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; toezenden; uitgeven; uitstralen; uitzenden; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
verter afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afdruipen; deponeren; doneren; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; geven; gieten op; gunnen; gunst verlenen; ingieten; leegstorten; lopen; neerleggen; opgieten; ruimen; schenken; sijpelen; stromen; uitdruppelen; vergieten; vloeien
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
emitir uitkomen; uitstromen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vertido vergoten

Wiktionary: lozen

lozen
verb
  1. iets uitwerpen, kwijt zien te raken, gewoonlijk een vloeistof

Cross Translation:
FromToVia
lozen deslastrar jettison — to eject from a boat

Verwante vertalingen van loos