Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. kanon:
  2. kanoën:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kanon (Nederlands) in het Spaans

kanon:

kanon [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kanon (gewichtstuk; stuk)
    el cañón; el cañones; la artillería

Vertaal Matrix voor kanon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
artillería gewichtstuk; kanon; stuk geschut; kanonnen
cañones gewichtstuk; kanon; stuk geschut; kanonnen
cañón gewichtstuk; kanon; stuk geschut; kanonnen

Verwante woorden van "kanon":


Wiktionary: kanon


Cross Translation:
FromToVia
kanon cañón cannon — artillery piece
kanon cañón gun — (military) A cannon with relatively long barrel, operating with relatively low angle of fire, and having a high muzzle velocity
kanon obús gun — (military) a cannon with tube length 30 calibers or more

kanoën:

kanoën werkwoord (kano, kanoot, kanoodde, kanoodden, gekanood)

  1. kanoën (kanovaren)

Conjugations for kanoën:

o.t.t.
  1. kano
  2. kanoot
  3. kanoot
  4. kanoën
  5. kanoën
  6. kanoën
o.v.t.
  1. kanoodde
  2. kanoodde
  3. kanoodde
  4. kanoodden
  5. kanoodden
  6. kanoodden
v.t.t.
  1. heb gekanood
  2. hebt gekanood
  3. heeft gekanood
  4. hebben gekanood
  5. hebben gekanood
  6. hebben gekanood
v.v.t.
  1. had gekanood
  2. had gekanood
  3. had gekanood
  4. hadden gekanood
  5. hadden gekanood
  6. hadden gekanood
o.t.t.t.
  1. zal kanoën
  2. zult kanoën
  3. zal kanoën
  4. zullen kanoën
  5. zullen kanoën
  6. zullen kanoën
o.v.t.t.
  1. zou kanoën
  2. zou kanoën
  3. zou kanoën
  4. zouden kanoën
  5. zouden kanoën
  6. zouden kanoën
diversen
  1. kano!
  2. kanoot!
  3. gekanood
  4. kanoënd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kanoën:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ir en canoa kanovaren; kanoën

Verwante vertalingen van kanon