Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. fronsen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fronsen (Nederlands) in het Spaans

fronsen:

fronsen werkwoord (frons, fronst, fronste, fronsten, gefronst)

  1. fronsen
    fruncir

Conjugations for fronsen:

o.t.t.
  1. frons
  2. fronst
  3. fronst
  4. fronsen
  5. fronsen
  6. fronsen
o.v.t.
  1. fronste
  2. fronste
  3. fronste
  4. fronsten
  5. fronsten
  6. fronsten
v.t.t.
  1. heb gefronst
  2. hebt gefronst
  3. heeft gefronst
  4. hebben gefronst
  5. hebben gefronst
  6. hebben gefronst
v.v.t.
  1. had gefronst
  2. had gefronst
  3. had gefronst
  4. hadden gefronst
  5. hadden gefronst
  6. hadden gefronst
o.t.t.t.
  1. zal fronsen
  2. zult fronsen
  3. zal fronsen
  4. zullen fronsen
  5. zullen fronsen
  6. zullen fronsen
o.v.t.t.
  1. zou fronsen
  2. zou fronsen
  3. zou fronsen
  4. zouden fronsen
  5. zouden fronsen
  6. zouden fronsen
diversen
  1. frons!
  2. fronst!
  3. gefronst
  4. fronsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor fronsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fruncir fronsen kreukelen; kreuken; tuiten; verfrommelen; verkreukelen

Wiktionary: fronsen

fronsen
verb
  1. van verbazing of afkeuring de wenkbrauwen ophalen

Cross Translation:
FromToVia
fronsen ceño frown — facial expression
fronsen fruncir el ceño frown — to have a frown on one's face
fronsen entrenar entraînertraîner avec soi, après soi.