Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. administrateur:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor administrateur (Nederlands) in het Spaans

administrateur:

administrateur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de administrateur (boekhouder; beheerder; intendant; referendaris)
    el administrador; el contable; el contador; el asesor; el tenedor de libros
  2. de administrateur
    el administrador

Vertaal Matrix voor administrateur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
administrador administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris aanvoerder; administrator; afdelingschef; afdelingshoofd; beheerder; bestuurder; bewindvoerder; boedelredder; chef; computerbeheerder; curator; gouverneur; hoofd; hoofdman; landvoogd; leider; politicus; regent; rentmeester; rijksbestuurder; stadhouder; sysadmin; systeembeheerder
asesor administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris adviseur; consulent; raadgever; raadsman
contable administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris boekhouder
contador administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris afspeelteller; bezoekersteller; kloktikgetal; kloktikgetal van replica
tenedor de libros administrateur; beheerder; boekhouder; intendant; referendaris
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
asesor consulterend
contable telbaar

Verwante woorden van "administrateur":

  • administrateuren, administrateurs

Wiktionary: administrateur

administrateur
noun
  1. iemand die de administratie
  2. iemand die namens de eigenaar een onderneming o.i.d. beheert

Cross Translation:
FromToVia
administrateur administrador; gerente administrateur — Personne qui régir les biens, les affaires d’une société, d’un grand établissement, d'un site internet etc.
administrateur administrador; director directeur — Personne qui dirige un établissement, un service
administrateur administrador gérant — Celui, celle qui gérer, qui administrer pour le compte d’autrui.
administrateur administrador régisseur — Celui qui régir, qui gérer par commission et à la charge de rendre compte.