Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- bel:
- bellen:
-
Wiktionary:
- bel → campanilla, campana, burbuja, pompa, pompa de jabón, rosco, bocadillo, vejiga, timbre
- bellen → llamar, sonar, llamar al timbre, tocar la campanilla, tocar, telefonear
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bel (Nederlands) in het Spaans
bel:
-
de bel (schel)
Vertaal Matrix voor bel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
llamador | bel; schel | |
timbre | bel; schel | belknop; belsignaal; deurbel; intonatie; klankkleur; klanktint; lakstempel; lakzegel; overgaan; timbre; toonkleur |
Verwante woorden van "bel":
Wiktionary: bel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bel | → campanilla; campana | ↔ bell — percussive instrument |
• bel | → burbuja; pompa | ↔ bubble — spherically contained volume of air or other gas |
• bel | → burbuja | ↔ bubble — period of intense speculation in a market |
• bel | → burbuja; pompa de jabón; rosco; bocadillo; vejiga | ↔ bulle — Petite quantité d’air qui s’élever à la surface des liquides, en particulier lors de l’ébullition ou de la fermentation. |
• bel | → campanilla; timbre | ↔ sonnette — clochette dont on se servir pour appeler ou pour avertir. |
bel vorm van bellen:
-
bellen (aanbellen)
-
bellen (opbellen; telefoontje plegen; iemand opbellen)
llamar; llamar por teléfono; telefonear-
llamar werkwoord
-
llamar por teléfono werkwoord
-
telefonear werkwoord
-
-
bellen (aanroepen)
-
bellen (overgaan)
Conjugations for bellen:
o.t.t.
- bel
- belt
- belt
- bellen
- bellen
- bellen
o.v.t.
- belde
- belde
- belde
- belden
- belden
- belden
v.t.t.
- heb gebeld
- hebt gebeld
- heeft gebeld
- hebben gebeld
- hebben gebeld
- hebben gebeld
v.v.t.
- had gebeld
- had gebeld
- had gebeld
- hadden gebeld
- hadden gebeld
- hadden gebeld
o.t.t.t.
- zal bellen
- zult bellen
- zal bellen
- zullen bellen
- zullen bellen
- zullen bellen
o.v.t.t.
- zou bellen
- zou bellen
- zou bellen
- zouden bellen
- zouden bellen
- zouden bellen
diversen
- bel!
- belt!
- gebeld
- bellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bellen:
Verwante woorden van "bellen":
Synoniemen voor "bellen":
Verwante definities voor "bellen":
Wiktionary: bellen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bellen | → llamar | ↔ anrufen — (transitiv) (intransitiv) mit jemandem telefonisch in Verbindung treten |
• bellen | → sonar; llamar al timbre | ↔ klingeln — etwas schrillen lassen |
• bellen | → sonar | ↔ ring — to produce the sound of a bell or a similar sound |
• bellen | → sonar; llamar; tocar la campanilla; tocar | ↔ sonner — rendre un son. |
• bellen | → telefonear | ↔ téléphoner — Communiquer par téléphone |