Nederlands
Uitgebreide vertaling voor samen (Nederlands) in het Spaans
samen:
-
samen (gezamenlijk; tezamen; met z'n beiden)
juntos; conjunto; conjuntamente; en conjunto; unidos-
juntos bijvoeglijk naamwoord
-
conjunto bijvoeglijk naamwoord
-
conjuntamente bijvoeglijk naamwoord
-
en conjunto bijvoeglijk naamwoord
-
unidos bijvoeglijk naamwoord
-
-
samen (bijeen; tezamen; bij elkaar)
-
samen
Vertaal Matrix voor samen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
conjunto | allegaartje; benoemde set; combinatie; compilatie; complet; mengelmoes; onderdelen; samenraapsel; samenstelling; set; verzameling | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
conjuntamente | gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen | gemeenschappelijk; gezamenlijk; met zijn allen; tezamen |
conjunto | gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen | |
en conjunto | gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen | |
juntos | bij elkaar; bijeen; gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen | gemeenschappelijk; gezamenlijk; ineen; met zijn allen; opeen; tezamen |
reunidos | bij elkaar; bijeen; samen; tezamen | |
unidos | bij elkaar; bijeen; gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen | opeen |