Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
-
maken:
- hacer; crear; producir; diseñar; ganar; componer; compilar; montar; formar; fabricar; desarrollar; concebir; armar; reparar; convertirse en; trazar; remendar; elaborar; arreglar; fijar; modificar; corregir; restaurar; reajustar; constituir; amasar; macerar; masajear; dar forma; dar masajes; modelar
- fabricación; elaboración; confección; producción
-
Wiktionary:
- maken → hacer
- maken → crear, generar, burlarse, ridiculizar, deteriorar, equivocar, errar, atemorizar, estorbar, dificultar, obstar, impedir, hacer, obviar, producir, realizar, alisar, componer, escribir, construir, edificar, erigir, fabricar, operar, reparar, aderezar, restaurar, arreglar, remediar, dar, devolver, causar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor maken (Nederlands) in het Spaans
maken:
-
maken (in het leven roepen; scheppen)
hacer; crear; producir; diseñar; ganar; componer; compilar; montar; formar; fabricar; desarrollar; concebir; armar; reparar; convertirse en; trazar; remendar-
hacer werkwoord
-
crear werkwoord
-
producir werkwoord
-
diseñar werkwoord
-
ganar werkwoord
-
componer werkwoord
-
compilar werkwoord
-
montar werkwoord
-
formar werkwoord
-
fabricar werkwoord
-
desarrollar werkwoord
-
concebir werkwoord
-
armar werkwoord
-
reparar werkwoord
-
convertirse en werkwoord
-
trazar werkwoord
-
remendar werkwoord
-
-
maken (vervaardigen; produceren; voortbrengen; fabriceren)
-
maken (repareren; herstellen; fiksen; rechtzetten; goedmaken)
-
maken (vormen; vervaardigen; kneden; modelleren)
formar; constituir; amasar; macerar; masajear; dar forma; dar masajes; modelar-
formar werkwoord
-
constituir werkwoord
-
amasar werkwoord
-
macerar werkwoord
-
masajear werkwoord
-
dar forma werkwoord
-
dar masajes werkwoord
-
modelar werkwoord
-
-
maken
Conjugations for maken:
o.t.t.
- maak
- maakt
- maakt
- maken
- maken
- maken
o.v.t.
- maakte
- maakte
- maakte
- maakten
- maakten
- maakten
v.t.t.
- heb gemaakt
- hebt gemaakt
- heeft gemaakt
- hebben gemaakt
- hebben gemaakt
- hebben gemaakt
v.v.t.
- had gemaakt
- had gemaakt
- had gemaakt
- hadden gemaakt
- hadden gemaakt
- hadden gemaakt
o.t.t.t.
- zal maken
- zult maken
- zal maken
- zullen maken
- zullen maken
- zullen maken
o.v.t.t.
- zou maken
- zou maken
- zou maken
- zouden maken
- zouden maken
- zouden maken
en verder
- ben gemaakt
- bent gemaakt
- is gemaakt
- zijn gemaakt
- zijn gemaakt
- zijn gemaakt
diversen
- maak!
- maakt!
- gemaakt
- makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
maken (fabriceren; vervaardigen; produceren; vervaardiging; aanmaken)
-
maken (vervaardiging; productie; fabricage)
Vertaal Matrix voor maken:
Verwante woorden van "maken":
Synoniemen voor "maken":
Antoniemen van "maken":
Verwante definities voor "maken":
Wiktionary: maken
maken
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) in elkaar zetten
- maken → hacer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• maken | → crear; generar | ↔ create — to put into existence |
• maken | → burlarse; ridiculizar | ↔ deride — to harshly mock; ridicule |
• maken | → deteriorar | ↔ deteriorate — make worse |
• maken | → equivocar; errar | ↔ err — make a mistake |
• maken | → atemorizar | ↔ frighten — to disturb with fear |
• maken | → estorbar; dificultar; obstar; impedir | ↔ hinder — to make a task difficult |
• maken | → hacer | ↔ make — to construct |
• maken | → hacer | ↔ make — to interpret |
• maken | → hacer | ↔ make — to create |
• maken | → hacer | ↔ make — to bring into success |
• maken | → hacer | ↔ make — to cause to be |
• maken | → hacer | ↔ make — to indicate or suggest to be |
• maken | → obviar | ↔ obviate — to bypass a requirement |
• maken | → producir | ↔ produce — to make or manufacture |
• maken | → realizar | ↔ produce — to sponsor and present (a motion picture, etc) |
• maken | → alisar | ↔ smooth — make smooth |
• maken | → alisar | ↔ smoothen — make smooth |
• maken | → producir; hacer | ↔ turn out — to produce; make |
• maken | → componer; escribir | ↔ composer — former un tout de l’assemblage de plusieurs parties, parler des choses physiques et des choses morales. |
• maken | → construir; edificar; erigir | ↔ construire — bâtir, élever, avec de la pierre, du bois, du métal, etc., d’après un plan déterminé. |
• maken | → crear | ↔ créer — tirer quelque chose du néant, faire de rien quelque chose. |
• maken | → hacer; fabricar | ↔ fabriquer — exécuter ou faire exécuter certains ouvrages suivant les procédés d’un art mécanique, en atelier ou en usine. |
• maken | → hacer | ↔ faire — Créer, produire, fabriquer |
• maken | → operar | ↔ opérer — accomplir une œuvre, produire un effet. |
• maken | → reparar; aderezar; restaurar; arreglar | ↔ refaire — Réparer, raccommoder, rajuster une chose ruinée ou abîmée. (Sens général) |
• maken | → remediar; reparar; aderezar; restaurar; arreglar | ↔ remédier — porter remède, apporter du remède. |
• maken | → dar; devolver; causar | ↔ rendre — remettre une chose entre les mains de celui à qui elle appartenir, de quelque manière qu’on l’avoir. |
• maken | → reparar; aderezar; restaurar; arreglar | ↔ réparer — remettre en état ce qui endommager. |