Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- berouw:
- berouwen:
-
Wiktionary:
- berouw → arrepentimiento
- berouw → contrito, pesar, arrepentimiento
- berouwen → lamentar, sentir, arrepentir, arrepentirse
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor berouw (Nederlands) in het Spaans
berouw:
-
het berouw (spijt)
Vertaal Matrix voor berouw:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arrepentimiento | berouw; spijt | gewetenswroeging; wroeging |
remordimiento | berouw; spijt | gewetenswroeging; wroeging |
Wiktionary: berouw
berouw
Cross Translation:
noun
-
het betreuren van een eerdere kwalijke daad
- berouw → arrepentimiento
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• berouw | → contrito | ↔ contrite — Sincerely penitent |
• berouw | → pesar; arrepentimiento | ↔ regret — instance of such an emotion |
• berouw | → arrepentimiento | ↔ repentance — condition of being penitent |
berouw vorm van berouwen:
-
berouwen
Conjugations for berouwen:
o.t.t.
- berouw
- berouwt
- berouwt
- berouwen
- berouwen
- berouwen
o.v.t.
- berouwde
- berouwde
- berouwde
- berouwden
- berouwden
- berouwden
v.t.t.
- heb berouwd
- hebt berouwd
- heeft berouwd
- hebben berouwd
- hebben berouwd
- hebben berouwd
v.v.t.
- had berouwd
- had berouwd
- had berouwd
- hadden berouwd
- hadden berouwd
- hadden berouwd
o.t.t.t.
- zal berouwen
- zult berouwen
- zal berouwen
- zullen berouwen
- zullen berouwen
- zullen berouwen
o.v.t.t.
- zou berouwen
- zou berouwen
- zou berouwen
- zouden berouwen
- zouden berouwen
- zouden berouwen
diversen
- berouw!
- berouwt!
- berouwd
- berouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor berouwen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
deplorar | berouwen | beklagen; betreuren; medelijden hebben; spijten; zich beklagen |
Wiktionary: berouwen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• berouwen | → lamentar; sentir; arrepentir | ↔ regret — feel sorry about some past thing |
• berouwen | → arrepentirse | ↔ repentir — cf|se repentir |
• berouwen | → arrepentirse | ↔ se repentir — Ressentir le regret d’une faute avec le désir de la réparer ou de n’y plus retomber. |