Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- fiets:
- fietsen:
-
Wiktionary:
- fiets → bici, bicicleta, velocípedo
- fietsen → montar, montar en bicicleta
- fietsen → ir en bicicleta, ir en bici, montar en bicicleta, montar en bici
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor fiets (Nederlands) in het Spaans
fiets:
-
de fiets (rijwiel)
Vertaal Matrix voor fiets:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bici | fiets; rijwiel | tweewieler |
bicicleta | fiets; rijwiel | tweewieler |
- | rijwiel |
Verwante woorden van "fiets":
Verwante definities voor "fiets":
Wiktionary: fiets
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fiets | → bici; bicicleta | ↔ bicycle — vehicle |
• fiets | → bici | ↔ bike — bicycle |
• fiets | → bicicleta | ↔ Fahrrad — meist zweirädriges, von Menschenkraft angetriebenes Fahrzeug |
• fiets | → bici | ↔ Rad — kurz für Fahrrad |
• fiets | → bicicleta; velocípedo | ↔ Velo — schweiz.|: meist zweirädriges, von Menschenkraft angetriebenes Fahrzeug |
• fiets | → bicicleta | ↔ bicyclette — véhicule munir de deux roues, propulsé à la seule force des muscles à l’aide d’un pédalier relié à la roue arrière au moyen d’une chaîne. |
• fiets | → bicicleta | ↔ bécane — (familier, fr) bicyclette ; vélo. |
fiets vorm van fietsen:
-
fietsen
ir en bicicleta-
ir en bicicleta werkwoord
-
Conjugations for fietsen:
o.t.t.
- fiets
- fietst
- fietst
- fietsen
- fietsen
- fietsen
o.v.t.
- fietste
- fietste
- fietste
- fietsten
- fietsten
- fietsten
v.t.t.
- heb gefietst
- hebt gefietst
- heeft gefietst
- hebben gefietst
- hebben gefietst
- hebben gefietst
v.v.t.
- had gefietst
- had gefietst
- had gefietst
- hadden gefietst
- hadden gefietst
- hadden gefietst
o.t.t.t.
- zal fietsen
- zult fietsen
- zal fietsen
- zullen fietsen
- zullen fietsen
- zullen fietsen
o.v.t.t.
- zou fietsen
- zou fietsen
- zou fietsen
- zouden fietsen
- zouden fietsen
- zouden fietsen
en verder
- ben gefietst
- bent gefietst
- is gefietst
- zijn gefietst
- zijn gefietst
- zijn gefietst
diversen
- fiets!
- fietst!
- gefietst
- fietsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor fietsen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ir en bicicleta | fietsen |
Verwante woorden van "fietsen":
Wiktionary: fietsen
fietsen
Cross Translation:
verb
-
op een fiets rijden
- fietsen → montar; montar en bicicleta
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fietsen | → ir en bicicleta; ir en bici; montar en bicicleta; montar en bici | ↔ Rad fahren — (intransitiv) mit einem Fahrrad fahren |
Computer vertaling door derden: