Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. beknorren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beknorren (Nederlands) in het Spaans

beknorren:

beknorren werkwoord (beknor, beknort, beknorde, beknorden, beknord)

  1. beknorren
    regañar

Conjugations for beknorren:

o.t.t.
  1. beknor
  2. beknort
  3. beknort
  4. beknorren
  5. beknorren
  6. beknorren
o.v.t.
  1. beknorde
  2. beknorde
  3. beknorde
  4. beknorden
  5. beknorden
  6. beknorden
v.t.t.
  1. heb beknord
  2. hebt beknord
  3. heeft beknord
  4. hebben beknord
  5. hebben beknord
  6. hebben beknord
v.v.t.
  1. had beknord
  2. had beknord
  3. had beknord
  4. hadden beknord
  5. hadden beknord
  6. hadden beknord
o.t.t.t.
  1. zal beknorren
  2. zult beknorren
  3. zal beknorren
  4. zullen beknorren
  5. zullen beknorren
  6. zullen beknorren
o.v.t.t.
  1. zou beknorren
  2. zou beknorren
  3. zou beknorren
  4. zouden beknorren
  5. zouden beknorren
  6. zouden beknorren
diversen
  1. beknor!
  2. beknort!
  3. beknord
  4. beknorrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beknorren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regañar beknorren berispen; kiften; kijven; krakelen; manen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; ruzie maken; ruziën; sakkeren; terechtwijzen; twisten; vermanen; waarschuwen

Wiktionary: beknorren

beknorren
verb
  1. (overgankelijk) iemand een standje geven

Cross Translation:
FromToVia
beknorren amonestar; reprender; reprobar; vituperar; reprochar; regañar; amenazar; reñir gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.
beknorren llevar; reprender reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général)
beknorren reprobar; censurar; vituperar; reprochar; regañar reprocherimputer la faute à quelqu’un, en l’blâmer, en lui faire des remontrances.
beknorren amonestar; reprender; reprobar; censurar; vituperar; reprochar; regañar réprimanderreprendre quelqu’un avec autorité, lui reprocher sa faute.
beknorren reprobar; censurar; vituperar; reprochar; regañar sermonner — (familier, fr) Faire des remontrances ennuyeux et hors de propos.