Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gebroken (Nederlands) in het Spaans
gebroken:
-
gebroken (aan stukken; geruineerd; kapot; naar de knoppen; stuk)
descompuesto; roto; destrozado; estropeado; quebrado; arruinado; a pedazos; hecho pedazos-
descompuesto bijvoeglijk naamwoord
-
roto bijvoeglijk naamwoord
-
destrozado bijvoeglijk naamwoord
-
estropeado bijvoeglijk naamwoord
-
quebrado bijvoeglijk naamwoord
-
arruinado bijvoeglijk naamwoord
-
a pedazos bijvoeglijk naamwoord
-
hecho pedazos bijvoeglijk naamwoord
-
-
gebroken (aan stukken; kapot; defect; stuk; onklaar; in stukken)
en pedazos-
en pedazos bijvoeglijk naamwoord
-
-
gebroken (geradbraakt)
-
gebroken (stukgebroken)
-
gebroken (verbroken)
fracturado; hecho añicos; hecho trizas-
fracturado bijvoeglijk naamwoord
-
hecho añicos bijvoeglijk naamwoord
-
hecho trizas bijvoeglijk naamwoord
-
-
gebroken (aan scherven; kapot; stuk)
roto; quebrado; hecho trizas-
roto bijvoeglijk naamwoord
-
quebrado bijvoeglijk naamwoord
-
hecho trizas bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gebroken:
Verwante woorden van "gebroken":
breken:
-
breken (aan stukken breken; stukbreken)
romper; quebrar; fracturar; romper en pedazos; hacer pedazos-
romper werkwoord
-
quebrar werkwoord
-
fracturar werkwoord
-
romper en pedazos werkwoord
-
hacer pedazos werkwoord
-
-
breken (sneuvelen; kapot gaan; stuk gaan)
-
breken (kapotbreken; in stukken breken)
romper; quebrar; hacer pedazos; hacer trizas-
romper werkwoord
-
quebrar werkwoord
-
hacer pedazos werkwoord
-
hacer trizas werkwoord
-
-
breken (slopen; afbreken; omverhalen; uit elkaar halen; neerhalen)
-
breken (met opzet kapotmaken)
Conjugations for breken:
o.t.t.
- breek
- breekt
- breekt
- breken
- breken
- breken
o.v.t.
- brak
- brak
- brak
- braken
- braken
- braken
v.t.t.
- heb gebroken
- hebt gebroken
- heeft gebroken
- hebben gebroken
- hebben gebroken
- hebben gebroken
v.v.t.
- had gebroken
- had gebroken
- had gebroken
- hadden gebroken
- hadden gebroken
- hadden gebroken
o.t.t.t.
- zal breken
- zult breken
- zal breken
- zullen breken
- zullen breken
- zullen breken
o.v.t.t.
- zou breken
- zou breken
- zou breken
- zouden breken
- zouden breken
- zouden breken
en verder
- ben gebroken
- bent gebroken
- is gebroken
- zijn gebroken
- zijn gebroken
- zijn gebroken
diversen
- breek!
- breekt!
- gebroken
- brekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
breken
Vertaal Matrix voor breken:
Antoniemen van "breken":
Verwante definities voor "breken":
Wiktionary: breken
breken
Cross Translation:
verb
-
in stukken uiteenvallen
- breken → romperse; estrellar; estrellarse; quebrarse
-
veranderen van richting van stralen
- breken → refractarse
-
in stukken uiteen doen vallen
- breken → romper; cascar; quebrar; quebrantar; fracturar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• breken | → romperse | ↔ break — intransitive: to separate into (to end up in) two or more pieces |
• breken | → quebrar; romper | ↔ break — transitive: to separate into (to cause to end up in) two or more pieces |
• breken | → romper | ↔ break — intransitive, of a bone: to crack |
• breken | → romper | ↔ break — transitive: to cause (a bone) to crack |
• breken | → reventar | ↔ bust — to break something |
• breken | → partir; romper | ↔ brechen — (transitiv) etwas zerkleinern, durch Kraft in mehrere Stücke zerlegen |
• breken | → romperse; quebrarse | ↔ brechen — (intransitiv) äußerer Belastung nicht mehr standhalten können |
• breken | → romper | ↔ brechen — (Strahlen) etwas Gerichtetes in einem Winkel ablenken |
• breken | → anular; cancelar; rescindir | ↔ etwas rückgängig machen — etwas in den vorigen Zustand versetzen |
• breken | → quebrar; romper; quebrantar | ↔ briser — rompre, mettre en pièces. |
Computer vertaling door derden: