Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
-
belasteren:
- doler; hacer daño a una persona; herir; afectar; perjudicar; chocar; dañar; lastimar; insultar; ofender; afrentar; agraviar; lesionar; calumniar; difamar; blasfemar; injuriar; hacer mal; hablar mal; cotillear; maldecir; cotorrear; echar pestes; hablar mal de; comadrear
- difamación; calumniador; calumniadora
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor belasteren (Nederlands) in het Spaans
belasteren:
-
belasteren (lasteren; kwaadspreken; smaden)
doler; hacer daño a una persona; herir; afectar; perjudicar; chocar; dañar; lastimar; insultar; ofender; afrentar; agraviar; lesionar; calumniar; difamar; blasfemar; injuriar; hacer mal; hablar mal-
doler werkwoord
-
hacer daño a una persona werkwoord
-
herir werkwoord
-
afectar werkwoord
-
perjudicar werkwoord
-
chocar werkwoord
-
dañar werkwoord
-
lastimar werkwoord
-
insultar werkwoord
-
ofender werkwoord
-
afrentar werkwoord
-
agraviar werkwoord
-
lesionar werkwoord
-
calumniar werkwoord
-
difamar werkwoord
-
blasfemar werkwoord
-
injuriar werkwoord
-
hacer mal werkwoord
-
hablar mal werkwoord
-
-
belasteren (kwaadspreken; roddelen; lasteren)
cotillear; maldecir; cotorrear; blasfemar; echar pestes; hablar mal de; calumniar; comadrear-
cotillear werkwoord
-
maldecir werkwoord
-
cotorrear werkwoord
-
blasfemar werkwoord
-
echar pestes werkwoord
-
hablar mal de werkwoord
-
calumniar werkwoord
-
comadrear werkwoord
-
Conjugations for belasteren:
o.t.t.
- belaster
- belastert
- belastert
- belasteren
- belasteren
- belasteren
o.v.t.
- belasterde
- belasterde
- belasterde
- belasterden
- belasterden
- belasterden
v.t.t.
- heb belasterd
- hebt belasterd
- heeft belasterd
- hebben belasterd
- hebben belasterd
- hebben belasterd
v.v.t.
- had belasterd
- had belasterd
- had belasterd
- hadden belasterd
- hadden belasterd
- hadden belasterd
o.t.t.t.
- zal belasteren
- zult belasteren
- zal belasteren
- zullen belasteren
- zullen belasteren
- zullen belasteren
o.v.t.t.
- zou belasteren
- zou belasteren
- zou belasteren
- zouden belasteren
- zouden belasteren
- zouden belasteren
diversen
- belaster!
- belastert!
- belasterd
- belasterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
belasteren (zwartmaken)
-
belasteren (kwaadspreken)
el calumniador
Vertaal Matrix voor belasteren:
Wiktionary: belasteren
belasteren
Cross Translation:
verb
-
iemands goede naam geweld aandoen met onware aantijgingen
- belasteren → calumniar; difamar; amancillar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• belasteren | → calumniar; infamar | ↔ calomnier — attaquer, blesser quelqu’un par des calomnies. |
• belasteren | → difamar; calumniar; infamar | ↔ diffamer — décrier, chercher à déshonorer, à nuire à la réputation par ses paroles ou par ses écrits. |