Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vollopen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vollopen (Nederlands) in het Spaans

vollopen:

vollopen werkwoord (loop vol, loopt vol, liep vol, liepen vol, volgelopen)

  1. vollopen (vol worden)
    llenarse

Conjugations for vollopen:

o.t.t.
  1. loop vol
  2. loopt vol
  3. loopt vol
  4. lopen vol
  5. lopen vol
  6. lopen vol
o.v.t.
  1. liep vol
  2. liep vol
  3. liep vol
  4. liepen vol
  5. liepen vol
  6. liepen vol
v.t.t.
  1. ben volgelopen
  2. bent volgelopen
  3. is volgelopen
  4. zijn volgelopen
  5. zijn volgelopen
  6. zijn volgelopen
v.v.t.
  1. was volgelopen
  2. was volgelopen
  3. was volgelopen
  4. waren volgelopen
  5. waren volgelopen
  6. waren volgelopen
o.t.t.t.
  1. zal vollopen
  2. zult vollopen
  3. zal vollopen
  4. zullen vollopen
  5. zullen vollopen
  6. zullen vollopen
o.v.t.t.
  1. zou vollopen
  2. zou vollopen
  3. zou vollopen
  4. zouden vollopen
  5. zouden vollopen
  6. zouden vollopen
diversen
  1. loop vol!
  2. loopt vol!
  3. volgelopen
  4. vollopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vollopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
llenarse vol worden; vollopen

Wiktionary: vollopen


Cross Translation:
FromToVia
vollopen llenar fill up — make full