Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- onderscheid:
-
onderscheiden:
- distinguir; diferenciar; discernir; ver; mirar; observar; abarcar con la vista; señalar; distinguirse; hojear; luquear; notar; percibir; percatarse de; darse cuenta de; contemplar; reemplazar; divisar; desempeñar; atisbar; vislumbrar; destacarse; substituir; diferenciarse; suplir; experimentar; determinar; condecorar; cumplir; adornar; decorar; calzar la espuela; sobresalir
- varios; vario; diferente; múltiple
-
Wiktionary:
- onderscheid → diferencia
- onderscheiden → discernir, distinguir, condecorar, diferenciarse, distinguirse, portarse, lucirse
- onderscheiden → diferenciar, distinguir, distinguirse, decorar, adornar, ornamentar, identificar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor onderscheid (Nederlands) in het Spaans
onderscheid:
-
het onderscheid (verschil; verschillendheid)
Vertaal Matrix voor onderscheid:
Verwante woorden van "onderscheid":
Wiktionary: onderscheid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderscheid | → diferencia | ↔ difference — characteristic of something that makes it different from something else |
• onderscheid | → diferencia | ↔ différence — Objet de comparaison, de distinction d’une chose par rapport à une autre. |
onderscheid vorm van onderscheiden:
-
onderscheiden (onderscheid maken)
-
onderscheiden (aanschouwen; zien; opmerken; kijken; bekijken; ontwaren; turen; staren)
ver; mirar; observar; distinguir; abarcar con la vista; señalar; distinguirse; hojear; luquear; notar; percibir; percatarse de; darse cuenta de; contemplar; reemplazar; divisar; desempeñar; atisbar; vislumbrar; destacarse; substituir; diferenciarse; discernir; suplir; diferenciar; experimentar-
ver werkwoord
-
mirar werkwoord
-
observar werkwoord
-
distinguir werkwoord
-
abarcar con la vista werkwoord
-
señalar werkwoord
-
distinguirse werkwoord
-
hojear werkwoord
-
luquear werkwoord
-
notar werkwoord
-
percibir werkwoord
-
percatarse de werkwoord
-
darse cuenta de werkwoord
-
contemplar werkwoord
-
reemplazar werkwoord
-
divisar werkwoord
-
desempeñar werkwoord
-
atisbar werkwoord
-
vislumbrar werkwoord
-
destacarse werkwoord
-
substituir werkwoord
-
diferenciarse werkwoord
-
discernir werkwoord
-
suplir werkwoord
-
diferenciar werkwoord
-
experimentar werkwoord
-
-
onderscheiden (gewaarworden; ontwaren; te zien krijgen)
distinguir; percibir; distinguirse; destacarse; mirar; discernir; percatarse de-
distinguir werkwoord
-
percibir werkwoord
-
distinguirse werkwoord
-
destacarse werkwoord
-
mirar werkwoord
-
discernir werkwoord
-
percatarse de werkwoord
-
-
onderscheiden (van elkaar onderscheiden)
distinguir; determinar; diferenciar; destacarse; distinguirse; diferenciarse; condecorar-
distinguir werkwoord
-
determinar werkwoord
-
diferenciar werkwoord
-
destacarse werkwoord
-
distinguirse werkwoord
-
diferenciarse werkwoord
-
condecorar werkwoord
-
-
onderscheiden (een ereteken geven)
determinar; distinguir; diferenciar; discernir; destacarse; distinguirse; diferenciarse; condecorar-
determinar werkwoord
-
distinguir werkwoord
-
diferenciar werkwoord
-
discernir werkwoord
-
destacarse werkwoord
-
distinguirse werkwoord
-
diferenciarse werkwoord
-
condecorar werkwoord
-
-
onderscheiden (uit elkaar houden; uiteenhouden)
distinguir; desempeñar; percibir; cumplir; diferenciar; discernir; divisar; distinguirse; diferenciarse; condecorar-
distinguir werkwoord
-
desempeñar werkwoord
-
percibir werkwoord
-
cumplir werkwoord
-
diferenciar werkwoord
-
discernir werkwoord
-
divisar werkwoord
-
distinguirse werkwoord
-
diferenciarse werkwoord
-
condecorar werkwoord
-
-
onderscheiden (een onderscheidingsteken geven; decoreren; ridderen)
diferenciar; adornar; discernir; decorar; destacarse; calzar la espuela-
diferenciar werkwoord
-
adornar werkwoord
-
discernir werkwoord
-
decorar werkwoord
-
destacarse werkwoord
-
calzar la espuela werkwoord
-
-
onderscheiden (uitblinken; overtreffen; excelleren; uitblinken boven; uitsteken; schitteren; uitmunten)
Conjugations for onderscheiden:
o.t.t.
- onderscheid
- onderscheidt
- onderscheidt
- onderscheiden
- onderscheiden
- onderscheiden
o.v.t.
- onderscheidde
- onderscheidde
- onderscheidde
- onderscheidden
- onderscheidden
- onderscheidden
v.t.t.
- heb onderscheiden
- hebt onderscheiden
- heeft onderscheiden
- hebben onderscheiden
- hebben onderscheiden
- hebben onderscheiden
v.v.t.
- had onderscheiden
- had onderscheiden
- had onderscheiden
- hadden onderscheiden
- hadden onderscheiden
- hadden onderscheiden
o.t.t.t.
- zal onderscheiden
- zult onderscheiden
- zal onderscheiden
- zullen onderscheiden
- zullen onderscheiden
- zullen onderscheiden
o.v.t.t.
- zou onderscheiden
- zou onderscheiden
- zou onderscheiden
- zouden onderscheiden
- zouden onderscheiden
- zouden onderscheiden
en verder
- ben onderscheiden
- bent onderscheiden
- is onderscheiden
- zijn onderscheiden
- zijn onderscheiden
- zijn onderscheiden
diversen
- onderscheid!
- onderscheidt!
- onderscheiden
- onderscheidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
onderscheiden (divers; uiteenlopend; verschillend; ongelijksoortig)
Vertaal Matrix voor onderscheiden:
Verwante woorden van "onderscheiden":
Verwante definities voor "onderscheiden":
Wiktionary: onderscheiden
onderscheiden
Cross Translation:
verb
-
een verschil in aanmerking nemen
- onderscheiden → discernir; distinguir
-
iemands bijzonder gedrag erkennen, bijvoorbeeld middels een medaille
- onderscheiden → condecorar
-
zich onderscheiden
- onderscheiden → diferenciarse; distinguirse; portarse; lucirse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderscheiden | → diferenciar | ↔ differentiate — to show or be the distinction |
• onderscheiden | → distinguir | ↔ distinguish — to see someone or something as different from others |
• onderscheiden | → distinguir | ↔ unterscheiden — (transitiv) oder mit zwischen: trennen, differenzieren, auseinanderhalten, einen Unterschied machen |
• onderscheiden | → distinguirse | ↔ unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand) |
• onderscheiden | → decorar; adornar; ornamentar | ↔ décorer — orner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture. |
• onderscheiden | → identificar; distinguir | ↔ identifier — didactique|fr comprendre deux choses sous une même idée. |