Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bevangenheid (Nederlands) in het Spaans

bevangen:

bevangen bijvoeglijk naamwoord

  1. bevangen
    sobrevenido; transido de; tímido; invadido

bevangen werkwoord (bevang, bevangt, beving, bevingen, bevangen)

  1. bevangen
    invadir; sobrevenir

Conjugations for bevangen:

o.t.t.
  1. bevang
  2. bevangt
  3. bevangt
  4. bevangen
  5. bevangen
  6. bevangen
o.v.t.
  1. beving
  2. beving
  3. beving
  4. bevingen
  5. bevingen
  6. bevingen
v.t.t.
  1. heb bevangen
  2. hebt bevangen
  3. heeft bevangen
  4. hebben bevangen
  5. hebben bevangen
  6. hebben bevangen
v.v.t.
  1. had bevangen
  2. had bevangen
  3. had bevangen
  4. hadden bevangen
  5. hadden bevangen
  6. hadden bevangen
o.t.t.t.
  1. zal bevangen
  2. zult bevangen
  3. zal bevangen
  4. zullen bevangen
  5. zullen bevangen
  6. zullen bevangen
o.v.t.t.
  1. zou bevangen
  2. zou bevangen
  3. zou bevangen
  4. zouden bevangen
  5. zouden bevangen
  6. zouden bevangen
diversen
  1. bevang!
  2. bevangt!
  3. bevangen
  4. bevangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bevangen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
invadir binnenvallen; invallen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
invadir bevangen bekruipen; binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; haven binnenvaren; het gevoel krijgen; indringen; infiltreren; invallen; onverwachts langskomen
sobrevenir bevangen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
invadido bevangen binnengedrongen
sobrevenido bevangen ingevallen
transido de bevangen
tímido bevangen bedeesd; beschroomd; bleu; eenkennig; eenzelvig; gegeneerd; introvert; kopschuw; mensenschuw; schichtig; schrikachtig; schroomvallig; schuchter; schuw; teruggetrokken; timide; verlegen; vreesachtig

Verwante woorden van "bevangen":

  • bevangenheid

Wiktionary: bevangen


Cross Translation:
FromToVia
bevangen demoler; derribar; deprimir; abatir; desalentar; agotar; matar; vencer; recorrer; atravesar; calmar; sosegar abattre — Traductions à trier suivant le sens
bevangen superar; vencer; atravesar; aventajar surmontermonter au-dessus.
bevangen tímido; encogido timide — Qui est craintif, qui manquer de hardiesse, d’assurance.
bevangen vencer vaincreremporter la victoire sur ses ennemis, dans la guerre.


Wiktionary: bevangenheid

bevangenheid
noun
  1. het bevangen zijn