Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bluffen (Nederlands) in het Spaans

bluffen:

bluffen werkwoord (bluf, bluft, blufte, bluften, gebluft)

  1. bluffen

Conjugations for bluffen:

o.t.t.
  1. bluf
  2. bluft
  3. bluft
  4. bluffen
  5. bluffen
  6. bluffen
o.v.t.
  1. blufte
  2. blufte
  3. blufte
  4. bluften
  5. bluften
  6. bluften
v.t.t.
  1. heb gebluft
  2. hebt gebluft
  3. heeft gebluft
  4. hebben gebluft
  5. hebben gebluft
  6. hebben gebluft
v.v.t.
  1. had gebluft
  2. had gebluft
  3. had gebluft
  4. hadden gebluft
  5. hadden gebluft
  6. hadden gebluft
o.t.t.t.
  1. zal bluffen
  2. zult bluffen
  3. zal bluffen
  4. zullen bluffen
  5. zullen bluffen
  6. zullen bluffen
o.v.t.t.
  1. zou bluffen
  2. zou bluffen
  3. zou bluffen
  4. zouden bluffen
  5. zouden bluffen
  6. zouden bluffen
diversen
  1. bluf!
  2. bluft!
  3. gebluft
  4. bluffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bluffen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fanfarronear bluffen brallen

Verwante woorden van "bluffen":


Wiktionary: bluffen


Cross Translation:
FromToVia
bluffen petate bluff — act of bluffing

bluf:

bluf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bluf
    el estridencia; el fanfarronería; la majaderías; el chirrido; la fanfarronada; la baladronada; la bravata; la vanagloria; la jactancia; la fanfarria; la fanfarronadas

Vertaal Matrix voor bluf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baladronada bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
bravata bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
chirrido bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gekrab; gekras; gepiep; gepoch; geschetter; getjilp; getrompetter; grootspraak; krassen; opschepperij; snoeverij
estridencia bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; geschetter; getrompetter; grootspraak; opschepperij; schelheid; snoeverij
fanfarria bluf blaaskapel; branie; dikdoenerij; fanfare; fanfarekorps; gebluf; gebral; gepoch; geschetter; getrompetter; grootspraak; harmonie; kapel; muziekkorps; opschepperij; snoeverij
fanfarronada bluf branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
fanfarronadas bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
fanfarronería bluf aanstellerij; branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij; toneel
jactancia bluf branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
majaderías bluf achterklap; branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; geklap; geklep; geklets; gepoch; geroddel; grootspraak; klap; klets; opschepperij; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; snoeverij
vanagloria bluf branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij

Verwante woorden van "bluf":