Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bien
|
|
activa; artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
|
justo
|
|
eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
|
sabio
|
|
hooggeleerde; hoogleraar; prof; professor; wetenschapper; wetenschapsbeoefenaar
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
-
|
goed; juist
|
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
justo
|
|
precies goed
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acertado
|
correct; goed; juist; precies
|
ingeslagen
|
adecuado
|
correct; juiste
|
adequaat; billijk; eerbiedwekkend; gepast; gepaste; geschikt; geschikte; geëigend; hebbelijk; indrukwekkend; juist; naar behoren; passend; passende; redelijk; schappelijk; terdege; toepasbaar; wel degelijk
|
bien
|
correct; goed; juist; precies
|
aangenaam; aanlokkelijk; behaaglijk; fijn; lekker; onbeschadigd; prettig; sec; senang; smakelijk; verlokkend
|
bien arreglado
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
fatsoenlijk; netjes; opgeruimd; ordelijk; ordentelijk; schoon
|
bueno
|
correct; goed; juist; precies
|
aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aardig; aimabel; attent; attractief; behulpzaam; bekoorlijk; bevallig; braaf; braafjes; charmant; deugdzaam; eerlijk; fijn; goddelijk; goedaardig; goedhartig; heerlijk; hemels; hulpvaardig; knap; lekker; lief; momenteel; mooi; nou; nu; op dit moment; paradijselijk; plezierig; prettig; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; smakelijk; subtiel; tegenwoordig; tja; verlokkend; verrukkelijk; voorbeeldig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig; zalig; ziezo; zoet
|
conveniente
|
correct; juiste
|
aan te prijzen; aanbevelenswaardig; aangenaam; begeerlijk; beschaafd; eerbaar; eerbiedwekkend; fijn; geciviliseerd; gecultiveerd; gepast; gepaste; geraden; geschikte; gewenst; gewild; indrukwekkend; keurig; kuis; lekker; naar behoren; netjes; ontwikkeld; passende; prettig; raadzaam; verlangd; voegzaam; wenselijk; zedig
|
correcto
|
correct; goed; juist; keurig; onberispelijk; onbesproken; precies
|
beschaafd; chic; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; elegant; esthetisch; fair; fatsoenlijk; foutloos; gepast; keurig; modieuze verfijning; netjes; netto; onbelast; onvermengd; onversneden; open; oprecht; ordentelijk; perfect; puur; rechtschapen; sec; smaakvol; stijlvol; terdege; verfijnd; volmaakt; wel degelijk; welgemanierd; welopgevoed; zedig; zuiver
|
decente
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
beschaafd; betamelijk; decent; deugdzaam; eerbaar; eerbiedwekkend; eerlijk; eerzaam; fair; fatsoenlijk; gepast; geschikt; hebbelijk; indrukwekkend; keurig; kies; kuis; maagdelijk; manierlijk; netjes; onbevlekt; onschuldig; ordentelijk; proper; puur; rein; respectabel; schoon; sec; tof; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk; zedig; zindelijk; zuiver
|
exactamente
|
correct; goed; juist; precies
|
accuraat; exact; haarfijn; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; ragfijn; secuur; welbeschouwd; welgeteld
|
exacto
|
correct; goed; juist; precies
|
accuraat; afgepast; exact; gedetailleerd; haarfijn; juist; krek; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwkeurig geteld; nauwlettend; net; precies; ragfijn; secuur; stipt; trefzeker; zorgvuldig
|
impecable
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
bacteriënvrij; brandhelder; brandschoon; exact; fatsoenlijk; feilloos; foutloos; gaaf; gelikt; haarfijn; kiemvrij; kraakhelder; loepzuiver; netjes; onaangetast; ordentelijk; picobello; piekfijn; precies; puntgaaf; ragfijn; smetteloos; tiptop; vlekkeloos; vrij van ziektekiemen; zuiver
|
impecablemente
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
fatsoenlijk; netjes; ordentelijk
|
impoluto
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
bacteriënvrij; gaaf; kiemvrij; onaangetast; onbezoedeld; puntgaaf; vrij van ziektekiemen
|
intachable
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
integer; onbesproken; onbezoedeld; onkreukbaar; rechtschapen
|
irreprochable
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
justamente
|
correct; goed; juist; precies
|
daarnet; juist; krek; net; pas; precies; zojuist; zonet
|
justo
|
correct; goed; juist; precies
|
afgepast; billijk; contemplatief; eerlijk; fair; ferm; fideel; fiks; flink; gegrond; geldig; gepast; gerechtvaardigd; geschikt; gewettigd; keurig; kuis; net; net aan; netjes; openhartig; oprecht; rechtmatig; rechtvaardig; redelijk; rein; rondborstig; schappelijk; schoon; stevig; terecht; trouwhartig; valide; wetmatig; wettig
|
pulcramente
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
fatsoenlijk; netjes; ordentelijk
|
pulcro
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
fatsoenlijk; kuis; maagdelijk; net; netjes; onbevlekt; onschuldig; ordentelijk; puur; rein; schoon; sec; zuiver
|
razonable
|
bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
billijk; fatsoenlijk; geschikt; netjes; ordentelijk; redelijk; reëel; schappelijk
|
sabihondo
|
bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
belerend; geniaal; meesterachtig; schoolmeesterachtig; vernuftig
|
sabio
|
bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
belezen; diep; diepzinnig; erudiet; geleerd; geletterd; geniaal; gestudeerd; hooggeleerd; intelligent; ontwikkeld; slim; vernuftig; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
|
sensato
|
bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; niet beschonken; nuchter; omzichtig
|
sin mancha
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
gaaf; onaangetast; puntgaaf
|
sin tacha
|
correct; keurig; onberispelijk; onbesproken
|
|