Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- aangaande:
- aangaan:
-
Wiktionary:
- aangaande → por lo que toca a, por lo tocante a, respecto de, por lo que respecta a, concerniente a, en esto de, en lo atañedero a
- aangaande → sobre, acerca, referente, concerniente, en, en cuanto a, por lo tocante a, respecto de, acerca de, dentro de, a, hacia
- aangaan → incumbir
- aangaan → ajustar, contratar, destajar, mirar, concernir, incumbir
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aangaande (Nederlands) in het Spaans
aangaande:
-
aangaande (omtrent)
en relación con; en lo que concierne a-
en relación con bijvoeglijk naamwoord
-
en lo que concierne a bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor aangaande:
Preposition | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | inzake; omtrent; over; van | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
en lo que concierne a | aangaande; omtrent | |
en relación con | aangaande; omtrent | in verband met |
Synoniemen voor "aangaande":
Verwante definities voor "aangaande":
Wiktionary: aangaande
aangaande
Cross Translation:
preposition
-
betreffende
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aangaande | → sobre; acerca | ↔ about — in concern with |
• aangaande | → sobre; referente; concerniente | ↔ concerning — Regarding |
• aangaande | → en; en cuanto a; por lo tocante a; respecto de; acerca de; sobre; dentro de; a; hacia | ↔ en — Traductions à trier suivant le sens |
aangaande vorm van aangaan:
-
aangaan (betreffen; raken)
-
aangaan (betreffen; slaan op)
concernir; referirse a; atañer; afectar; tocar a-
concernir werkwoord
-
referirse a werkwoord
-
atañer werkwoord
-
afectar werkwoord
-
tocar a werkwoord
-
-
aangaan (belang inboezemen; zorg inboezemen)
-
aangaan (aanknopen)
-
aangaan (ondernemen)
Conjugations for aangaan:
o.t.t.
- ga aan
- gaat aan
- gaat aan
- gaan aan
- gaan aan
- gaan aan
o.v.t.
- ging aan
- ging aan
- ging aan
- gingen aan
- gingen aan
- gingen aan
v.t.t.
- ben aangegaan
- bent aangegaan
- is aangegaan
- zijn aangegaan
- zijn aangegaan
- zijn aangegaan
v.v.t.
- was aangegaan
- was aangegaan
- was aangegaan
- waren aangegaan
- waren aangegaan
- waren aangegaan
o.t.t.t.
- zal aangaan
- zult aangaan
- zal aangaan
- zullen aangaan
- zullen aangaan
- zullen aangaan
o.v.t.t.
- zou aangaan
- zou aangaan
- zou aangaan
- zouden aangaan
- zouden aangaan
- zouden aangaan
diversen
- ga aan!
- gaat aan!
- aangegaan
- aangaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aangaan (betreffen)