Nederlands
Uitgebreide vertaling voor repareren (Nederlands) in het Spaans
repareren:
-
repareren (herstellen; fiksen; maken; rechtzetten; goedmaken)
-
repareren (herstellen; vernieuwen)
restablecerse; reparar; rehabilitar; arreglar; reponerse; restablecer; poner en orden; ajustar; corregir; restaurar-
restablecerse werkwoord
-
reparar werkwoord
-
rehabilitar werkwoord
-
arreglar werkwoord
-
reponerse werkwoord
-
restablecer werkwoord
-
poner en orden werkwoord
-
ajustar werkwoord
-
corregir werkwoord
-
restaurar werkwoord
-
-
repareren (verbeteren; corrigeren; herstellen; bijwerken; goedmaken; beteren; herzien; renoveren)
mejorar; corregir; rectificar; rehabilitar; renovar; reparar; perfeccionar-
mejorar werkwoord
-
corregir werkwoord
-
rectificar werkwoord
-
rehabilitar werkwoord
-
renovar werkwoord
-
reparar werkwoord
-
perfeccionar werkwoord
-
Conjugations for repareren:
o.t.t.
- repareer
- repareert
- repareert
- repareren
- repareren
- repareren
o.v.t.
- repareerde
- repareerde
- repareerde
- repareerden
- repareerden
- repareerden
v.t.t.
- heb gerepareerd
- hebt gerepareerd
- heeft gerepareerd
- hebben gerepareerd
- hebben gerepareerd
- hebben gerepareerd
v.v.t.
- had gerepareerd
- had gerepareerd
- had gerepareerd
- hadden gerepareerd
- hadden gerepareerd
- hadden gerepareerd
o.t.t.t.
- zal repareren
- zult repareren
- zal repareren
- zullen repareren
- zullen repareren
- zullen repareren
o.v.t.t.
- zou repareren
- zou repareren
- zou repareren
- zouden repareren
- zouden repareren
- zouden repareren
en verder
- is gerepareerd
- zijn gerepareerd
diversen
- repareer!
- repareert!
- gerepareerd
- reparerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor repareren:
Synoniemen voor "repareren":
Antoniemen van "repareren":
Verwante definities voor "repareren":
Wiktionary: repareren
repareren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• repareren | → remendar | ↔ mend — to repair |
• repareren | → reparar; remendar | ↔ ausbessern — eine beschädigte Stelle beseitigen, meist wenn der Schaden nicht sehr groß ist und die Funktion nicht vollkommen verloren ist |
• repareren | → reparar; aderezar; restaurar; arreglar | ↔ refaire — Réparer, raccommoder, rajuster une chose ruinée ou abîmée. (Sens général) |
• repareren | → remediar; reparar; aderezar; restaurar; arreglar | ↔ remédier — porter remède, apporter du remède. |
• repareren | → reformar; adelantar; mejorar; libertar; poner en libertad | ↔ réformer — rétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher. |
• repareren | → reparar; aderezar; restaurar; arreglar | ↔ réparer — remettre en état ce qui endommager. |
Computer vertaling door derden: