Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- velen:
- vel:
- Wiktionary:
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- velar:
-
Wiktionary:
- velar → velaar
- velar → waken
- velar → glazuren, bewaken, bewaren, de wacht hebben, hoeden, waken over, behoeden, beschermen, sluieren, omsluieren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor velen (Nederlands) in het Spaans
velen:
Conjugations for velen:
o.t.t.
- veel
- veelt
- veelt
- velen
- velen
- velen
o.v.t.
- veelde
- veelde
- veelde
- veelden
- veelden
- veelden
v.t.t.
- heb geveeld
- hebt geveeld
- heeft geveeld
- hebben geveeld
- hebben geveeld
- hebben geveeld
v.v.t.
- had geveeld
- had geveeld
- had geveeld
- hadden geveeld
- hadden geveeld
- hadden geveeld
o.t.t.t.
- zal velen
- zult velen
- zal velen
- zullen velen
- zullen velen
- zullen velen
o.v.t.t.
- zou velen
- zou velen
- zou velen
- zouden velen
- zouden velen
- zouden velen
diversen
- veel!
- veelt!
- geveeld
- velend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor velen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aguantar | dulden; velen; verdragen | doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; iets verduren; in leven blijven; incasseren; opvangen; overleven; standhouden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden; welgevallen; zich staande houden |
Verwante woorden van "velen":
velen vorm van vel:
Vertaal Matrix voor vel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cuero | huid; vel | leder; leer |
cutis | huid; vel | |
cáscara | peul; schil; vel | bolster; dop; omhulling; schaal; schelp; schil; schulp |
hoja | blad; vel | blaadje; blad; blad van een roeispaan; bladknooppunt; boomblad; degen; klein boomblad; kling; kling van een zwaard; lamel; lemmet; werkblad |
membrana | dun huidje; membraan; vel; velletje; vlies | |
pellejo | huid; vel | hachje |
piel | huid; peul; schil; vel | afzetting met bont; bont; halsbontje; omhulling; pels; vacht |
Verwante woorden van "vel":
Wiktionary: vel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vel | → pellejo | ↔ flesh — skin |
• vel | → cuero; piel | ↔ hide — skin of an animal |
• vel | → piel | ↔ skin — outer covering of the body of a person or animal |
• vel | → hoja | ↔ Blatt — ein beschnittenes Stück Papier oder Folie |
• vel | → folio | ↔ feuille — (botanique) partie aérienne d’un végétal qui permet de capter la lumière, élément essentiel à la photosynthèse. |
• vel | → película; film | ↔ pellicule — Traductions à trier suivant le sens |
Spaans
Uitgebreide vertaling voor velen (Spaans) in het Nederlands
velen vorm van velar:
-
velar (encubrir; enmascarar; cubrir; esconder; ocultar)
-
velar (esconder; ocultar)
verbergen; achterhouden; verhullen; verduisteren; verstoppen; versluieren; verheimelijken; bemantelen-
verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
-
velar (camuflir; tapar; encubrir)
Conjugations for velar:
presente
- velo
- velas
- vela
- velamos
- veláis
- velan
imperfecto
- velaba
- velabas
- velaba
- velábamos
- velabais
- velaban
indefinido
- velé
- velaste
- veló
- velamos
- velasteis
- velaron
fut. de ind.
- velaré
- velarás
- velará
- velaremos
- velaréis
- velarán
condic.
- velaría
- velarías
- velaría
- velaríamos
- velaríais
- velarían
pres. de subj.
- que vele
- que veles
- que vele
- que velemos
- que veléis
- que velen
imp. de subj.
- que velara
- que velaras
- que velara
- que veláramos
- que velarais
- que velaran
miscelánea
- ¡vela!
- ¡velad!
- ¡no veles!
- ¡no veléis!
- velado
- velando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor velar:
Synoniemen voor "velar":
Wiktionary: velar
velar
Cross Translation:
adjective
verb
-
(inergatief) opzettelijk wakker zijn
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• velar | → glazuren | ↔ glaze — to apply a thin layer of coating |
• velar | → bewaken; bewaren; de wacht hebben; hoeden; waken over | ↔ garder — surveiller étroitement. |
• velar | → behoeden; beschermen; bewaken; bewaren; de wacht hebben; hoeden; waken over | ↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui. |
• velar | → sluieren; omsluieren | ↔ voiler — couvrir d’un voile. |