Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- ontbinden:
-
Wiktionary:
- ontbinden → disolver, rescindir, resolver, descomponer
- ontbinden → anular, echarse a perder, descomponerse, descomponer, disgregar, disolver, contramandar, analizar, cancelar, abolir, liquidar, eliminar, exterminar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontbinden (Nederlands) in het Spaans
ontbinden:
-
ontbinden (uiteen doen gaan; opheffen)
disolver; descomponer; rescindir; derretirse; disolverse-
disolver werkwoord
-
descomponer werkwoord
-
rescindir werkwoord
-
derretirse werkwoord
-
disolverse werkwoord
-
-
ontbinden (wegrotten; rotten; vergaan; verrotten; verteren)
-
ontbinden (verbreken; beëindigen; afbreken; opheffen; stukmaken; verbrijzelen; forceren)
romper; interrumpir; separar; disociar; quebrar-
romper werkwoord
-
interrumpir werkwoord
-
separar werkwoord
-
disociar werkwoord
-
quebrar werkwoord
-
Conjugations for ontbinden:
o.t.t.
- ontbind
- ontbindt
- ontbindt
- ontbinden
- ontbinden
- ontbinden
o.v.t.
- ontbond
- ontbond
- ontbond
- ontbonden
- ontbonden
- ontbonden
v.t.t.
- heb ontbonden
- hebt ontbonden
- heeft ontbonden
- hebben ontbonden
- hebben ontbonden
- hebben ontbonden
v.v.t.
- had ontbonden
- had ontbonden
- had ontbonden
- hadden ontbonden
- hadden ontbonden
- hadden ontbonden
o.t.t.t.
- zal ontbinden
- zult ontbinden
- zal ontbinden
- zullen ontbinden
- zullen ontbinden
- zullen ontbinden
o.v.t.t.
- zou ontbinden
- zou ontbinden
- zou ontbinden
- zouden ontbinden
- zouden ontbinden
- zouden ontbinden
en verder
- is ontbonden
- zijn ontbonden
diversen
- ontbind!
- ontbindt!
- ontbonden
- ontbindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
ontbinden (uiteen halen)
Vertaal Matrix voor ontbinden:
Wiktionary: ontbinden
ontbinden
Cross Translation:
verb
-
een organisatie opheffen
-
het uiteen (laten) vallen van een chemische stof in een aantal andere
- ontbinden → descomponer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontbinden | → anular | ↔ annul — dissolve (a marital union) |
• ontbinden | → echarse a perder; descomponerse | ↔ break down — to decay |
• ontbinden | → descomponerse | ↔ decompose — to decay |
• ontbinden | → descomponer | ↔ decompose — to separate |
• ontbinden | → disgregar | ↔ disintegrate — cause to break into parts |
• ontbinden | → disolver | ↔ dissolve — to terminate a union of multiple members actively |
• ontbinden | → disolver | ↔ dissolve — to disperse a group |
• ontbinden | → anular; contramandar | ↔ abroger — Rendre nul. principalement en parlant de lois, de coutumes |
• ontbinden | → analizar | ↔ analyser — examiner en ses différentes parties. |
• ontbinden | → anular; cancelar; abolir; contramandar | ↔ annuler — rendre nul. |
• ontbinden | → anular; contramandar; liquidar; eliminar; exterminar | ↔ supprimer — Traductions à trier suivant le sens |