Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. baar:
  2. baren:
  3. Wiktionary:
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bañar:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor baar (Nederlands) in het Spaans

baar:

baar bijvoeglijk naamwoord

  1. baar (cash; contant)
    al contado; contante

baar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de baar (cash; specie)
    el dinero en efectivo

Vertaal Matrix voor baar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dinero en efectivo baar; cash; specie contant geld; kasgeld; kasmiddelen; kassaldo; kasvoorraad
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
al contado baar; cash; contant
contante baar; cash; contant

Verwante woorden van "baar":


Wiktionary: baar

baar
noun
  1. een kleine verhoging of onderstel, waarop een doodskist wordt opgebaard of gedragen
adjective
  1. In gereed geld, cash

Cross Translation:
FromToVia
baar barra bar — solid object with uniform cross-section
baar barra bar — metallurgy: solid object of round, square, hexagonal, octagonal or rectangular section
baar anguarilla; parihuelas; camilla bier — litter to transport the corpse of a dead person
baar efectivo cash — money in the form of notes/bills and coins
baar camilla gurney — a stretcher having wheeled legs
baar lingote ingot — a solid block of more or less pure metal
baar vara; barra barreaubarre de bois ou de fer qui sert de clôture.
baar palo; vara; barra; bastón bâton — Morceau de bois assez long
baar vara; barra gaule — Grande perche.
baar vara; barra; perca perchelong pièce de bois.
baar ola; onda vague — Masse d’eau agitée

baren:

baren werkwoord (baar, baart, baarde, baarden, gebaard)

  1. baren (bevallen; voortbrengen; ter wereld brengen)
    parir; dar a luz

Conjugations for baren:

o.t.t.
  1. baar
  2. baart
  3. baart
  4. baren
  5. baren
  6. baren
o.v.t.
  1. baarde
  2. baarde
  3. baarde
  4. baarden
  5. baarden
  6. baarden
v.t.t.
  1. heb gebaard
  2. hebt gebaard
  3. heeft gebaard
  4. hebben gebaard
  5. hebben gebaard
  6. hebben gebaard
v.v.t.
  1. had gebaard
  2. had gebaard
  3. had gebaard
  4. hadden gebaard
  5. hadden gebaard
  6. hadden gebaard
o.t.t.t.
  1. zal baren
  2. zult baren
  3. zal baren
  4. zullen baren
  5. zullen baren
  6. zullen baren
o.v.t.t.
  1. zou baren
  2. zou baren
  3. zou baren
  4. zouden baren
  5. zouden baren
  6. zouden baren
diversen
  1. baar!
  2. baart!
  3. gebaard
  4. barende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor baren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
parir jongen krijgen; werpen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dar a luz baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen ter wereld brengen
parir baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen fokken; jongen; kalven; kalveren werpen; kweken; opfokken; ter wereld brengen; werpen

Verwante woorden van "baren":


Wiktionary: baren

baren
verb
  1. op de wereld brengen

Cross Translation:
FromToVia
baren parir; dar a luz bear — give birth to
baren parir; dar a luz deliver — give birth
baren dar a luz; parir give birth — produce new life
baren dar a luz; nacer; criar gebären — ein Kind zur Welt bringen
baren parir donner naissancemettre au monde ; accoucher d’un enfant.
baren parir mettre au mondeengendrer, concernant des femelles.

Computer vertaling door derden:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor baar (Spaans) in het Nederlands

baar vorm van bañar:

bañar werkwoord

  1. bañar (bañarse; darse un baño)
    baden
    • baden werkwoord (baad, baadt, baadde, baadden, gebaad)
  2. bañar (enjuagar; lavar)
    omspoelen
    • omspoelen werkwoord (spoel om, spoelt om, spoelde om, spoelden om, omgespoeld)
  3. bañar (lavar; enjuagar)
    omspoelen met water; uitspoelen

Conjugations for bañar:

presente
  1. baño
  2. bañas
  3. baña
  4. bañamos
  5. bañáis
  6. bañan
imperfecto
  1. bañaba
  2. bañabas
  3. bañaba
  4. bañábamos
  5. bañabais
  6. bañaban
indefinido
  1. bañé
  2. bañaste
  3. bañó
  4. bañamos
  5. bañasteis
  6. bañaron
fut. de ind.
  1. bañaré
  2. bañarás
  3. bañará
  4. bañaremos
  5. bañaréis
  6. bañarán
condic.
  1. bañaría
  2. bañarías
  3. bañaría
  4. bañaríamos
  5. bañaríais
  6. bañarían
pres. de subj.
  1. que bañe
  2. que bañes
  3. que bañe
  4. que bañemos
  5. que bañéis
  6. que bañen
imp. de subj.
  1. que bañara
  2. que bañaras
  3. que bañara
  4. que bañáramos
  5. que bañarais
  6. que bañaran
miscelánea
  1. ¡baña!
  2. ¡bañad!
  3. ¡no bañes!
  4. ¡no bañéis!
  5. bañado
  6. bañando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor bañar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baden bañar; bañarse; darse un baño
omspoelen bañar; enjuagar; lavar
omspoelen met water bañar; enjuagar; lavar
uitspoelen bañar; enjuagar; lavar

Synoniemen voor "bañar":


Wiktionary: bañar


Cross Translation:
FromToVia
bañar in bad doen baignerimmerger et faire séjourner un corps plus ou moins longtemps dans l’eau ou dans quelque autre liquide.

Computer vertaling door derden: