Nederlands

Uitgebreide vertaling voor slagen (Nederlands) in het Spaans

slagen:

slagen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het slagen (lukken; gelukken)
    el logro; el éxito
    • logro [el ~] zelfstandig naamwoord
    • éxito [el ~] zelfstandig naamwoord

slagen werkwoord (slaag, slaagt, slaagde, slaagden, geslaagd)

  1. slagen (succes hebben)

Conjugations for slagen:

o.t.t.
  1. slaag
  2. slaagt
  3. slaagt
  4. slagen
  5. slagen
  6. slagen
o.v.t.
  1. slaagde
  2. slaagde
  3. slaagde
  4. slaagden
  5. slaagden
  6. slaagden
v.t.t.
  1. ben geslaagd
  2. bent geslaagd
  3. is geslaagd
  4. zijn geslaagd
  5. zijn geslaagd
  6. zijn geslaagd
v.v.t.
  1. was geslaagd
  2. was geslaagd
  3. was geslaagd
  4. waren geslaagd
  5. waren geslaagd
  6. waren geslaagd
o.t.t.t.
  1. zal slagen
  2. zult slagen
  3. zal slagen
  4. zullen slagen
  5. zullen slagen
  6. zullen slagen
o.v.t.t.
  1. zou slagen
  2. zou slagen
  3. zou slagen
  4. zouden slagen
  5. zouden slagen
  6. zouden slagen
diversen
  1. slaag!
  2. slaagt!
  3. geslaagd
  4. slagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor slagen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
logro gelukken; lukken; slagen verworvenheid
éxito gelukken; lukken; slagen arbeidsprestatie; bestseller; deur; heil; hit; huisdeur; kasstuk; klapper; kraker; mazzel; meevaller; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer; voorspoed; voorspoedigheid; welslagen; welzijn; werkprestatie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
salir bien slagen; succes hebben slagen voor
tener éxito slagen; succes hebben slagen voor

Verwante woorden van "slagen":


Antoniemen van "slagen":


Verwante definities voor "slagen":

  1. goed lukken1
    • ik hoop maar dat het feest slaagt1
  2. het examen halen1
    • hij is geslaagd voor de havo1
  3. het met succes doen1
    • zij slaagde erin directeur te worden1

Wiktionary: slagen

slagen
verb
  1. iets bereiken

Cross Translation:
FromToVia
slagen lograr schaffen — etwas zu Ende bringen, bestehen, eine Aufgabe bewältigen
slagen pasar pass — go through any inspection or test successfully
slagen llegar; conseguir; ocurrir; tener éxito; acertar; lograr; acontecer arriverparvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
slagen llegar parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
slagen acertar; lograr réussir — Avoir une bonne ou une mauvaise issue.

slag:

slag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de slag (soort; ras)
    la especie; la raza
    • especie [la ~] zelfstandig naamwoord
    • raza [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de slag (genre; soort; type)
    el tipo; la categoría; el género; la clase
    • tipo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • categoría [la ~] zelfstandig naamwoord
    • género [el ~] zelfstandig naamwoord
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. de slag (vuistslag; opdonder; dreun; uithaal)
    el puñetazo
  4. de slag (veldslag; strijd)
    la batalla; el golpe; la pelea; la mano; la habilidad; la destreza; la baza; el pelotazo; la lucha; la guerra; la contienda; el combate
    • batalla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • golpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • pelea [la ~] zelfstandig naamwoord
    • mano [la ~] zelfstandig naamwoord
    • habilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • destreza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • baza [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pelotazo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • lucha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • guerra [la ~] zelfstandig naamwoord
    • contienda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • combate [el ~] zelfstandig naamwoord
  5. de slag (veldslag)
    el combate; la campo de batalla
  6. de slag (maatschappelijke klasse; klasse; stand; rang; orde)
    la capa; la clase; la clase social; la categoría; la condición social
  7. de slag (tegenvaller; teleurstelling; fiasco; )
    el desengaño; la decepción; el contratiempo; la mala suerte; la desilusión

Vertaal Matrix voor slag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
batalla slag; strijd; veldslag besluiteloosheid; gevecht; handgemeen; kamp; klap; klop; kloppartij; knokpartij; lel; matpartij; mep; oorlog; strijd; strijden; tik; toegebrachte klap; tweestrijd; twijfel; vechtpartij; weifeling; worsteling
baza slag; strijd; veldslag dreun; jens; klap; klop; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap
campo de batalla slag; veldslag arena; kampplaats; slagveld; strijdperk; strijdtoneel
capa klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand afdeling; bolster; bovenblad; cape; coating; dekblad; dekmantel; departement; detachement; dop; echelon; film; filmpje; filmrolletje; geleding; huidje; jack; laag; laagje; omhulling; schaal; schil; schilletje; schoudermantel; schulp; schutblad; sectie; tak; velletje
categoría genre; klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; soort; stand; type aantal personen bijeen; aard; afdeling; categorie; classificatie; departement; detachement; gelid; gezelschap; graad; groep; klasse; kleurcategorie; niveau; onderverdeling; peil; rang; rangorde; sectie; tak
clase genre; klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; soort; stand; type aantal personen bijeen; aard; categorie; classificatie; college; collegezaal; collegium; cursus; cursusprogramma; gezelschap; groep; instructie; klas; klaslokaal; klasse; klassenlokaal; leerprogramma; lering; les; leslokaal; lesprogramma; lesuur; lokaal; middelbare school; objectklasse; onderricht; onderrichting; onderverdeling; onderwijs; onderwijsprogramma; schooljaar; schoolklas; schoollokaal; sociale groep; universitaire les; vaklokaal
clase social klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand maatschappelijke klasse
combate slag; strijd; veldslag concours; dreun; gevecht; handgemeen; jens; kamp; klap; kloppartij; knal; knokpartij; lel; matpartij; mep; oorlog; partij; pot; strijd; strijden; tik; toegebrachte klap; vechtpartij; wedstrijd; worsteling
condición social klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand
contienda slag; strijd; veldslag geharrewar; oorlog; strijd
contratiempo fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag desillusie; ontgoocheling; teleurstelling
decepción fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag afknapper; desillusie; ontgoocheling; teleurstelling
desengaño fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag afknapper; desillusie; ontgoocheling; ontnuchtering; teleurstelling
desilusión fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag afknapper; desillusie; ontgoocheling; teleurstelling
destreza slag; strijd; veldslag bekwaamheid; kunde; kundigheid; ondervinden; ondervinding; oorlog; strijd; vaardigheid; vingervlugheid
especie ras; slag; soort aard; cement; cementlaag; soort
golpe slag; strijd; veldslag bonk; bonkend geluid; bons; dreun; gevaarte; harde slag; hengst; hoek; hoekstoot; hort; jens; joekel; kanjer; klap; klapje; klets; kletspraat; klont; klonter; klop; knaap; knak; knal; knik; knoert; kokker; kokkerd; kwak; lel; loei; mep; muilpeer; opdoffer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; pof; quatsch; schar; schok; schokkende beweging; smak; stoot; tik; toegebrachte klap
guerra slag; strijd; veldslag oorlog; strijd
género genre; slag; soort; type aard; bezitting; genre; genus; geslacht; handel; handelsverkeer; klasse; koophandel; kunne; negotie; onderverdeling; sekse
habilidad slag; strijd; veldslag adremheid; bedrevenheid; bijdehandheid; doortraptheid; ervaring; geraffineerdheid; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; gladheid; handigheid; handvaardigheid; kneep; kunde; kundigheid; kunst; leepheid; listigheid; ondervinden; ondervinding; praktijk; puntig zijn; puntigheid; routine; scherpheid; scherpte; sluwheid; snedigheid; snoodheid; spitsheid; toer; truc; vaardigheid met de hand
lucha slag; strijd; veldslag gevecht; geworstel; kamp; oorlog; strijd; worsteling
mala suerte fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag desillusie; ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; ontgoocheling; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; teleurstelling; terugslag; terugslagen
mano slag; strijd; veldslag hand; jat; klauw; knuist; poot
pelea slag; strijd; veldslag botsing; conflict; gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; onenigheid; ruzie; schermutseling; strijden; twist; vechtpartij
pelotazo slag; strijd; veldslag
puñetazo dreun; opdonder; slag; uithaal; vuistslag hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdoffer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
raza ras; slag; soort genus; geslacht; kunne; sekse
tipo genre; slag; soort; type creatuur; drukletter; eenling; enkeling; fatje; figuur; gast; gedaante; gestalte; goser; gozer; heertje; iemand; individu; kerel; knakker; knul; man; mens; mensenkind; openbare publicatie; personage; persoon; postuur; publicatie; publikatie; schepsel; snuiter; type; uitgave; uitgifte; vent; vogel; vorm; wezen; zetletter
- klap
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
categoría categorie

Verwante woorden van "slag":


Synoniemen voor "slag":


Verwante definities voor "slag":

  1. keer dat iemand geslagen wordt1
    • hij kreeg een slag in zijn gezicht1
  2. groot verdriet1
    • de dood van haar vader was een hele slag1
  3. beweging bij schaatsen of zwemmen1
    • zijn slag is niet goed1
  4. gewapend gevecht tussen legers1
    • bij de slag om Arnhem hebben de Duitsers gewonnen1
  5. golf1
    • je haar is niet stijl, er zit een slag in1
  6. keer dat je slaat1
    • met één slag had hij gewonnen1
  7. soort met eigen karakter1
    • het is een speciaal slag mensen1
  8. vaardigheid die nodig is1
    • hij kan nu tekstverwerken; hij heeft de slag te pakken1

Wiktionary: slag


Cross Translation:
FromToVia
slag golpe; percusión; zumbido; zarpazo bang — A strike upon an object causing such a noise
slag lucha; batalla battle — general action, fight, or encounter; a combat
slag golpear; golpe belt — powerful blow
slag golpe blow — act of striking or hitting
slag golpe blow — damaging occurrence
slag acción; batalla combat — a battle; a fight; a struggle for victory
slag golpe hit — blow, punch
slag golpe stroke — single movement with a tool
slag golpe stroke — golf: single act of striking the ball
slag remada stroke — rowing: movement of an oar or paddle through water
slag brazada stroke — particular style of swimming
slag especie; género; calaña acabit — désuet|fr Décrit la nature, ou la bonne qualité ou mauvaise de certaines choses.
slag dirección; señas adresseindication, désignation, soit du destinataire, soit de la destination où il falloir aller ou envoyer.
slag batalla; golpe; acción bataille — guerre|fr combat général entre deux armées.
slag batalla; acción combataction par laquelle on attaquer et l’on se défendre.
slag golpe coupimpression que fait un corps sur un autre en le frappant.
slag tipo; especie espèceTraductions à trier suivant le sens.
slag género genreensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.
slag agilidad; destreza; acierto habiletéfacilité, disposition, qualité qui rend propre à faire certaines choses, à réussir dans certaines actions, en particulier en utilisant ses mains.
slag movimiento mouvement — Transport
slag trampa piègeinstrument, machine dissimuler dont on se servir pour prendre des animal, comme les loups, les renards, etc.

Verwante vertalingen van slagen