Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor neus (Nederlands) in het Spaans
neus:
-
de neus (neus anatomie)
Vertaal Matrix voor neus:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nariz | neus; neus anatomie |
Verwante woorden van "neus":
Verwante definities voor "neus":
Wiktionary: neus
neus
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• neus | → nariz | ↔ nose — protuberance on the face |
• neus | → burlarse; burla | ↔ sneer — raise a corner of the upper lip slightly in scorn |
• neus | → nariz | ↔ Nase — ein Geruchs- und Atmungsorgan in der Mitte des Gesichts |
• neus | → final; punta; extremo; cima; vértice; término; conclusión | ↔ bout — partie extrême d’une chose. |
• neus | → punta; extremo; cima; vértice; culminación | ↔ cime — La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc. |
• neus | → nariz; morro | ↔ nez — Appendice au milieu de la figure d’un humain |
• neus | → nariz; morro | ↔ nez — Avant d’un avion |
• neus | → punta; extremo; cima; vértice | ↔ pointe — extrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être. |
neuzen:
-
neuzen (speuren)
Conjugations for neuzen:
o.t.t.
- neus
- neust
- neust
- neuzen
- neuzen
- nneuzen
o.v.t.
- neusde
- neusde
- neusde
- neusden
- neusden
- neusden
v.t.t.
- heb geneusd
- hebt geneusd
- heeft geneusd
- hebben geneusd
- hebben geneusd
- hebben geneusd
v.v.t.
- had geneusd
- had geneusd
- had geneusd
- hadden geneusd
- hadden geneusd
- hadden geneusd
o.t.t.t.
- zal neuzen
- zult neuzen
- zal neuzen
- zullen neuzen
- zullen neuzen
- zullen neuzen
o.v.t.t.
- zou neuzen
- zou neuzen
- zou neuzen
- zouden neuzen
- zouden neuzen
- zouden neuzen
diversen
- neus!
- neust!
- geneusd
- neuzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor neuzen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rastrear | dreggen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
curiosear | neuzen; speuren | naspeuring doen; om zich heen kijken; rechercheren; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; snuffelen; snuffelen aan; speuren; struinen |
husmear en | neuzen; speuren | grasduinen; naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren |
rastrear | neuzen; speuren | crawlen; doorvorsen; dreggen; eggen; met een eg bewerken; naslaan; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; onderzoeken; opzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren |