Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bezoldigen (Nederlands) in het Spaans
bezoldigen:
-
bezoldigen (honoreren; belonen; betalen; salariëren)
abonar honorarios; gratificar; recompensar; pagar; satisfacer los deseos de una persona; devolver; compensar; admitir; premiar; reembolsar; retribuir; poner algo de su parte; atender; remunerar-
abonar honorarios werkwoord
-
gratificar werkwoord
-
recompensar werkwoord
-
pagar werkwoord
-
satisfacer los deseos de una persona werkwoord
-
devolver werkwoord
-
compensar werkwoord
-
admitir werkwoord
-
premiar werkwoord
-
reembolsar werkwoord
-
retribuir werkwoord
-
poner algo de su parte werkwoord
-
atender werkwoord
-
remunerar werkwoord
-
Conjugations for bezoldigen:
o.t.t.
- bezoldig
- bezoldigt
- bezoldigt
- bezoldigen
- bezoldigen
- bezoldigen
o.v.t.
- bezoldigde
- bezoldigde
- bezoldigde
- bezoldigden
- bezoldigden
- bezoldigden
v.t.t.
- heb bezoldigd
- hebt bezoldigd
- heeft bezoldigd
- hebben bezoldigd
- hebben bezoldigd
- hebben bezoldigd
v.v.t.
- had bezoldigd
- had bezoldigd
- had bezoldigd
- hadden bezoldigd
- hadden bezoldigd
- hadden bezoldigd
o.t.t.t.
- zal bezoldigen
- zult bezoldigen
- zal bezoldigen
- zullen bezoldigen
- zullen bezoldigen
- zullen bezoldigen
o.v.t.t.
- zou bezoldigen
- zou bezoldigen
- zou bezoldigen
- zouden bezoldigen
- zouden bezoldigen
- zouden bezoldigen
diversen
- bezoldig!
- bezoldigt!
- bezoldigd
- bezoldigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bezoldigen:
Wiktionary: bezoldigen
bezoldigen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezoldigen | → remunerar; retribuir; rayar | ↔ entlohnen — (transitiv) jemanden für erbrachte Leistungen bezahlen; veraltet: jemandem den Lohn für etwas zahlen |
• bezoldigen | → asalariar | ↔ appointer — rétribuer par appointements. |