Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. circuleren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor circuleren (Nederlands) in het Spaans

circuleren:

circuleren werkwoord (circuleer, circuleert, circuleerde, circuleerden, gecirculeerd)

  1. circuleren (in omloop zijn)
    circular
  2. circuleren (rouleren)
    turnarse

Conjugations for circuleren:

o.t.t.
  1. circuleer
  2. circuleert
  3. circuleert
  4. circuleren
  5. circuleren
  6. circuleren
o.v.t.
  1. circuleerde
  2. circuleerde
  3. circuleerde
  4. circuleerden
  5. circuleerden
  6. circuleerden
v.t.t.
  1. heb gecirculeerd
  2. hebt gecirculeerd
  3. heeft gecirculeerd
  4. hebben gecirculeerd
  5. hebben gecirculeerd
  6. hebben gecirculeerd
v.v.t.
  1. had gecirculeerd
  2. had gecirculeerd
  3. had gecirculeerd
  4. hadden gecirculeerd
  5. hadden gecirculeerd
  6. hadden gecirculeerd
o.t.t.t.
  1. zal circuleren
  2. zult circuleren
  3. zal circuleren
  4. zullen circuleren
  5. zullen circuleren
  6. zullen circuleren
o.v.t.t.
  1. zou circuleren
  2. zou circuleren
  3. zou circuleren
  4. zouden circuleren
  5. zouden circuleren
  6. zouden circuleren
diversen
  1. circuleer!
  2. circuleert!
  3. gecirculeerd
  4. circulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor circuleren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circular aankondigen; aanschrijving; aanzeggen; aanzegging; circulaire; informeren; kennisgeven; kennisgeving; konde doen; nieuwsbrief; rondschrijven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circular circuleren; in omloop zijn de ronde doen; rondgaan; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen
turnarse circuleren; rouleren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circular bol; cirkelvormig; kogelrond; kringvormig; rond; sferisch

Wiktionary: circuleren

circuleren
verb
  1. in omloop zijn

Cross Translation:
FromToVia
circuleren circundar; rodear; circular circuler — Se mouvoir circulairement.