Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. legateren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor legateren (Nederlands) in het Spaans

legateren:

legateren werkwoord (legateer, legateert, legateerde, legateerden, gelegateerd)

  1. legateren (vermaken; nalaten; vererven)

Conjugations for legateren:

o.t.t.
  1. legateer
  2. legateert
  3. legateert
  4. legateren
  5. legateren
  6. legateren
o.v.t.
  1. legateerde
  2. legateerde
  3. legateerde
  4. legateerden
  5. legateerden
  6. legateerden
v.t.t.
  1. heb gelegateerd
  2. hebt gelegateerd
  3. heeft gelegateerd
  4. hebben gelegateerd
  5. hebben gelegateerd
  6. hebben gelegateerd
v.v.t.
  1. had gelegateerd
  2. had gelegateerd
  3. had gelegateerd
  4. hadden gelegateerd
  5. hadden gelegateerd
  6. hadden gelegateerd
o.t.t.t.
  1. zal legateren
  2. zult legateren
  3. zal legateren
  4. zullen legateren
  5. zullen legateren
  6. zullen legateren
o.v.t.t.
  1. zou legateren
  2. zou legateren
  3. zou legateren
  4. zouden legateren
  5. zouden legateren
  6. zouden legateren
en verder
  1. ben gelegateerd
  2. bent gelegateerd
  3. is gelegateerd
  4. zijn gelegateerd
  5. zijn gelegateerd
  6. zijn gelegateerd
diversen
  1. legateer!
  2. legateert!
  3. gelegateerd
  4. legaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor legateren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dejar en herencia legateren; nalaten; vererven; vermaken achterlaten; iemand iets nalaten; nalaten; vermaken
legar legateren; nalaten; vererven; vermaken

Wiktionary: legateren


Cross Translation:
FromToVia
legateren heredar; ceder; dejar; legar bequeath — to give or leave by will