Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. dribbelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dribbelen (Nederlands) in het Spaans

dribbelen:

dribbelen werkwoord (dribbel, dribbelt, dribbelde, dribbelden, gedribbeld)

  1. dribbelen (dribbelen met de bal)

Conjugations for dribbelen:

o.t.t.
  1. dribbel
  2. dribbelt
  3. dribbelt
  4. dribbelen
  5. dribbelen
  6. dribbelen
o.v.t.
  1. dribbelde
  2. dribbelde
  3. dribbelde
  4. dribbelden
  5. dribbelden
  6. dribbelden
v.t.t.
  1. heb gedribbeld
  2. hebt gedribbeld
  3. heeft gedribbeld
  4. hebben gedribbeld
  5. hebben gedribbeld
  6. hebben gedribbeld
v.v.t.
  1. had gedribbeld
  2. had gedribbeld
  3. had gedribbeld
  4. hadden gedribbeld
  5. hadden gedribbeld
  6. hadden gedribbeld
o.t.t.t.
  1. zal dribbelen
  2. zult dribbelen
  3. zal dribbelen
  4. zullen dribbelen
  5. zullen dribbelen
  6. zullen dribbelen
o.v.t.t.
  1. zou dribbelen
  2. zou dribbelen
  3. zou dribbelen
  4. zouden dribbelen
  5. zouden dribbelen
  6. zouden dribbelen
diversen
  1. dribbel!
  2. dribbelt!
  3. gedribbeld
  4. dribbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dribbelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andar con pasos de gallina dribbelen; dribbelen met de bal
caminar a pasitos cortos dribbelen; dribbelen met de bal met trippelpasjes lopen; met vlugge pasjes gaan; trippelen

Verwante woorden van "dribbelen":

  • dribbel

Wiktionary: dribbelen


Cross Translation:
FromToVia
dribbelen regatear; gambetear; driblar dribble — to run with the ball, controlling its path with the feet
dribbelen driblar dribble — to bounce the ball with one hand at a time
dribbelen driblar dribble — to advance by dribbling
dribbelen regate; gambeta dribble — sport
dribbelen trotar trotteraller le trot.

dribbel:


Verwante woorden van "dribbel":


Verwante vertalingen van dribbelen