Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. naamwoord:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor naamwoord (Nederlands) in het Spaans

naamwoord:

naamwoord [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het naamwoord
    el sustantivo; el adjetivo
  2. het naamwoord (substantief; zelfstandig naamwoord; znw.)
    el substantivo

Vertaal Matrix voor naamwoord:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjetivo naamwoord adjectief; bijvoeglijk naamwoord
substantivo naamwoord; substantief; zelfstandig naamwoord; znw.
sustantivo naamwoord
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjetivo adjectivisch; adjectivistisch; bijvoeglijk

Verwante woorden van "naamwoord":

  • naamwoorden

Wiktionary: naamwoord

naamwoord
noun
  1. een woord dat een persoon of zaak noemt, bepaalt of aanduidt

Computer vertaling door derden: