Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. afschrijven:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afschrijven (Nederlands) in het Spaans

afschrijven:

afschrijven werkwoord (schrijf af, schrijft af, schreef af, schreven af, afgeschreven)

  1. afschrijven
    amortizar; adeudar; borrar; eliminar; escamar
  2. afschrijven
    amortizar

Conjugations for afschrijven:

o.t.t.
  1. schrijf af
  2. schrijft af
  3. schrijft af
  4. schrijven af
  5. schrijven af
  6. schrijven af
o.v.t.
  1. schreef af
  2. schreef af
  3. schreef af
  4. schreven af
  5. schreven af
  6. schreven af
v.t.t.
  1. heb afgeschreven
  2. hebt afgeschreven
  3. heeft afgeschreven
  4. hebben afgeschreven
  5. hebben afgeschreven
  6. hebben afgeschreven
v.v.t.
  1. had afgeschreven
  2. had afgeschreven
  3. had afgeschreven
  4. hadden afgeschreven
  5. hadden afgeschreven
  6. hadden afgeschreven
o.t.t.t.
  1. zal afschrijven
  2. zult afschrijven
  3. zal afschrijven
  4. zullen afschrijven
  5. zullen afschrijven
  6. zullen afschrijven
o.v.t.t.
  1. zou afschrijven
  2. zou afschrijven
  3. zou afschrijven
  4. zouden afschrijven
  5. zouden afschrijven
  6. zouden afschrijven
diversen
  1. schrijf af!
  2. schrijft af!
  3. afgeschreven
  4. afschrijvende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschrijven [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afschrijven
    la cancelación; el darse de baja

Vertaal Matrix voor afschrijven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cancelación afschrijven aanzuivering; abrupt halthouden; afbestellen; afzeggen; afzegging; annuleren; beëindigen; ongeldigverklaring; opheffen; opheffing; royement; schrapping; uitsluiting; uitstoting
darse de baja afschrijven afzeggen
eliminar doden; van kant maken; wegruimen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adeudar afschrijven
amortizar afschrijven delgen; te niet doen; tenietdoen; vernietigen
borrar afschrijven aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; diskwalificeren; doorstrepen; gispen; iemand schrappen; in elkaar overlopen; laken; nadragen; royeren; tanen; te niet doen; uitgommen; uitroeien; uitschrijven; uitsluiten; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verbleken; vervagen; vervloeien; verwijten; vlakken; voor de voeten gooien; voorhouden; wegvagen; wegvegen; wissen
eliminar afschrijven aanrekenen; aanwrijven; afmaken; berispen; beschuldigen; blameren; diskwalificeren; doorhalen; gispen; koudmaken; laken; liquideren; nadragen; royeren; schrappen; te niet doen; uit de weg ruimen; uitroeien; uitsluiten; verwijderen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
escamar afschrijven afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren; te niet doen

Wiktionary: afschrijven

afschrijven
verb
  1. (overgankelijk) een afschrift maken, met de hand kopiëren

Cross Translation:
FromToVia
afschrijven cargar abbuchen — (transitiv) einen Geldbetrag von einem Konto rechnerisch abziehen, subtrahieren