Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Spaans ->Zoek: landing

Nederlandse en Spaanse zoekresultaten voor: landing

Overzicht

Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...

landing:
- aterrizaje; descenso; baja; bajada; declive
Wiktionary:
- landing → desembarque, desembarco, aterrizaje, toma de tierra
- landing → aterrizaje, encuentro, relación, acuerdo, entrada, acceso, aceptación, admisión

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor landing (Nederlands) in het Spaans

landing:

landing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de landing (terechtkomen; val)
el aterrizaje; el descenso; la baja; la bajada
- aterrizaje [el ~] zelfstandig naamwoord
- descenso [el ~] zelfstandig naamwoord
- baja [la ~] zelfstandig naamwoord
- bajada [la ~] zelfstandig naamwoord
de landing (afdaling; daling)
el descenso; la bajada; la declive
- descenso [el ~] zelfstandig naamwoord
- bajada [la ~] zelfstandig naamwoord
- declive [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor landing:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aterrizaje	landing; terechtkomen; val
baja	landing; terechtkomen; val	achteruitgang; deflatie; depressie; drukminimum; inzakking; inzinking; korting; lagedrukgebied; malaise; ontslagaanvraag; opzeggen; opzegging; prijsdaling; prijsverlaging; reductie; slapheid; slapte; uitschrijving; uittreding
bajada	afdaling; daling; landing; terechtkomen; val	afname; minder worden; vermindering
declive	afdaling; daling; landing	achteruitgang; afgang; berm; dijkhelling; flauwe helling; glooiing; helling; steilte; talud; verval
descenso	afdaling; daling; landing; terechtkomen; val	afname; degradatie; minder worden; terugzetting; verlaging; vermindering

Verwante woorden van "landing":

landingen

Wiktionary: landing

landing

noun

vanaf een schip
- landing → desembarque; desembarco
vlucht van vliegtuigen...
- landing → aterrizaje; toma de tierra

Cross Translation:

From	To	Via
• landing	→ aterrizaje	↔ landing — coming to earth, as of an airplane
• landing	→ encuentro; relación; acuerdo; entrada; acceso; aceptación; admisión	↔ abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage.