Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- bespeuren:
-
Wiktionary:
- bespeuren → divisar, notar, vislumbrar
- bespeuren → advertir, notar, observar, distinguir
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bespeuren (Nederlands) in het Spaans
bespeuren:
Conjugations for bespeuren:
o.t.t.
- bespeur
- bespeurt
- bespeurt
- bespeuren
- bespeuren
- bespeuren
o.v.t.
- bespeurde
- bespeurde
- bespeurde
- bespeurden
- bespeurden
- bespeurden
v.t.t.
- heb bespeurd
- hebt bespeurd
- heeft bespeurd
- hebben bespeurd
- hebben bespeurd
- hebben bespeurd
v.v.t.
- had bespeurd
- had bespeurd
- had bespeurd
- hadden bespeurd
- hadden bespeurd
- hadden bespeurd
o.t.t.t.
- zal bespeuren
- zult bespeuren
- zal bespeuren
- zullen bespeuren
- zullen bespeuren
- zullen bespeuren
o.v.t.t.
- zou bespeuren
- zou bespeuren
- zou bespeuren
- zouden bespeuren
- zouden bespeuren
- zouden bespeuren
diversen
- bespeur!
- bespeurt!
- bespeurd
- bespeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bespeuren:
Wiktionary: bespeuren
bespeuren
Cross Translation:
verb
-
met aanzienlijke moeite waarnemen
- bespeuren → divisar; notar; vislumbrar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bespeuren | → advertir; notar; observar; distinguir | ↔ apercevoir — Remarquer une chose qui avait échappé d’abord. |