Nederlands
Uitgebreide vertaling voor samenvallen (Nederlands) in het Spaans
samenvallen:
-
samenvallen (samenlopen)
Conjugations for samenvallen:
o.t.t.
- val samen
- valt samen
- valt samen
- vallen samen
- vallen samen
- vallen samen
v.t.t.
- ben samengevallen
- bent samengevallen
- is samengevallen
- zijn samengevallen
- zijn samengevallen
- zijn samengevallen
v.v.t.
- was samengevallen
- was samengevallen
- was samengevallen
- waren samengevallen
- waren samengevallen
- waren samengevallen
o.t.t.t.
- zal samenvallen
- zult samenvallen
- zal samenvallen
- zullen samenvallen
- zullen samenvallen
- zullen samenvallen
o.v.t.t.
- zou samenvallen
- zou samenvallen
- zou samenvallen
- zouden samenvallen
- zouden samenvallen
- zouden samenvallen
diversen
- val samen!
- valt samen!
- samengevallen
- samenvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
samenvallen
Vertaal Matrix voor samenvallen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coincidencia | samenvallen | |
simultaneidad | samenvallen | gelijktijdigheid |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coincidir | samenlopen; samenvallen | congruent zijn; correct zijn; kloppen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen; overeenstemmen met; stroken; stroken met |
Wiktionary: samenvallen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• samenvallen | → coincidir | ↔ coincide — to occupy exactly the same space |
• samenvallen | → coincidir | ↔ coincide — to occur at the same time |
• samenvallen | → coincidir | ↔ coincide — to correspond |
• samenvallen | → coincidir | ↔ coïncider — géométrie|fr S’ajuster l’un sur l’autre dans toutes les parties, parler de lignes, de surfaces. |