Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
seguro
|
|
assurantie; verzekering
|
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cierto
|
|
iets; wat
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ciertamente
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
bepaald wel; echt; effectief; heus; jazeker; metterdaad; reëel; voorwaar; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; weliswaar; werkelijk; zeker
|
cierto
|
beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
bepaald; beslist; een zekere; geheid; ongetwijfeld; vast en zeker; zeker
|
indudable
|
beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
duidelijk; eenduidig; herkenbaar; ondubbelzinnig; onloochenbaar; onmiskenbaar
|
realmente
|
beslist; echt; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker
|
alledaags; daadwerkelijk; echt; eenvoudig; eerlijk; feitelijk; fideel; gemeen; gewend; gewoon; gewoonweg; heus; in feite; in werkelijkheid; jazeker; klinkklaar; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; metterdaad; niets bijzonders; onedel; openhartig; oprecht; ordinair; rechttoe; rondborstig; trouwhartig; voorwaar; waarlijk; werkelijk; zeker
|
seguro
|
beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
absoluut; bedrijfszeker; beproefd; beslist; deugdelijk; geheid; ongetwijfeld; probaat; risicoloos; ronduit; stellig; vast en zeker; veilig; vertrouwend; vertrouwende; voorwaar; zeker
|
sin duda alguna
|
beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
absoluut; beslist; ontegenzeggelijk; ronduit; stellig; zeker
|
sin dudar
|
beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
|
verdaderamente
|
beslist; echt; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker
|
daadwerkelijk; echt; effectief; feitelijk; gemeen; gewoonweg; heus; in feite; in werkelijkheid; jazeker; klinkklaar; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; metterdaad; onedel; onvermengd; puur; rechttoe; regelrecht; reëel; ronduit; voorwaar; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; werkelijk; zeker; zuiver
|