Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. stukgaan:
  2. stuk gaan:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stukgaan (Nederlands) in het Spaans

stukgaan:

stukgaan werkwoord (ga stuk, gaat stuk, ging stuk, gingen stuk, stukgegaan)

  1. stukgaan (kapotgaan; onklaar raken)
    romper; quebrar; quebrantar; fracturar; refractar

Conjugations for stukgaan:

o.t.t.
  1. ga stuk
  2. gaat stuk
  3. gaat stuk
  4. gaan stuk
  5. gaan stuk
  6. gaan stuk
o.v.t.
  1. ging stuk
  2. ging stuk
  3. ging stuk
  4. gingen stuk
  5. gingen stuk
  6. gingen stuk
v.t.t.
  1. ben stukgegaan
  2. bent stukgegaan
  3. is stukgegaan
  4. zijn stukgegaan
  5. zijn stukgegaan
  6. zijn stukgegaan
v.v.t.
  1. was stukgegaan
  2. was stukgegaan
  3. was stukgegaan
  4. waren stukgegaan
  5. waren stukgegaan
  6. waren stukgegaan
o.t.t.t.
  1. zal stukgaan
  2. zult stukgaan
  3. zal stukgaan
  4. zullen stukgaan
  5. zullen stukgaan
  6. zullen stukgaan
o.v.t.t.
  1. zou stukgaan
  2. zou stukgaan
  3. zou stukgaan
  4. zouden stukgaan
  5. zouden stukgaan
  6. zouden stukgaan
diversen
  1. ga stuk!
  2. gat stuk!
  3. stukgegaan
  4. stukgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stukgaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quebrar knakken
romper afbraak; inscheuren; kapotmaken; knakken; sloop; verscheuring
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fracturar kapotgaan; onklaar raken; stukgaan aan stukken breken; barsten; breken; kapot gaan; kapotmaken; losspringen; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; openspringen; sneuvelen; stuk gaan; stukbreken
quebrantar kapotgaan; onklaar raken; stukgaan barsten; begeven; flippen; geweld gebruiken; in elkaar slaan; kapotmaken; knakken; losspringen; moeren; mollen; openspringen; schofferen; toetakelen
quebrar kapotgaan; onklaar raken; stukgaan aan stukken breken; afbreken; barsten; begeven; beëindigen; breken; flippen; forceren; in stukken breken; ingooien; kapot gaan; kapotbreken; knakken; losspringen; met opzet kapotmaken; ontbinden; openspringen; opheffen; sneuvelen; stuk gaan; stukbreken; stukmaken; verbreken; verbrijzelen
refractar kapotgaan; onklaar raken; stukgaan barsten; begeven; breken; flippen; kapot gaan; kapotmaken; knakken; losspringen; moeren; mollen; openspringen; sneuvelen; stuk gaan
romper kapotgaan; onklaar raken; stukgaan aan stukken breken; afbreken; barsten; beëindigen; binnenbreken; breken; fijnmaken; forceren; in stukken breken; ingooien; inhakken; inhouwen; kapot gaan; kapot maken; kapot scheuren; kapotbreken; kapotgooien; kapotmaken; knappen; losrukken; losscheuren; losspringen; lostrekken; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; ontbinden; openspringen; opheffen; platdrukken; ruineren; slechten; slopen; sneuvelen; stuk gaan; stukbreken; stukgooien; stukmaken; verbreken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; vernielen; vernietigen; verpletteren; verscheuren; verwoesten

Wiktionary: stukgaan


Cross Translation:
FromToVia
stukgaan descomponerse; fallar; averiarse break down — to fail

stuk gaan:

stuk gaan werkwoord

  1. stuk gaan (breken; sneuvelen; kapot gaan)
    caer; morir; romper; quebrar; fracturar; extinguirse; doblar; refractar

Vertaal Matrix voor stuk gaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
extinguirse uitsterven
quebrar knakken
romper afbraak; inscheuren; kapotmaken; knakken; sloop; verscheuring
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
caer breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan afleggen; afzien van rechtsvervolging; bezwijken; buitelen; doodgaan; duikelen; heengaan; het onderspit delven; inslapen; kelderen; omkomen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; seponeren; sneuvelen; sodemieteren; sterven; strijd verliezen; ten onder gaan; ten val komen; tenondergaan; vallen; vergaan; wegvallen; zakken
doblar breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan buigen; doen buigen; dubbel vouwen; dubbelvouwen; dubben; krom buigen; krommen; nasynchroniseren; neerslaan; ombuigen; omknikken; omslaan; omvouwen; onderuithalen; opvouwen; plooien; samenvouwen; ten dele vouwen; toevouwen; verbuigen; vloeren; vouwen; welven
extinguirse breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan afsluiten; afsterven; bedaren; beëindigen; doodgaan; doven; een einde maken aan; eindigen; kalmeren; kapotgaan; omkomen; ophouden; overlijden; smoren; sterven; stoppen; sussen; tot kalmte manen; uitblussen; uitdoven; uitsterven
fracturar breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan aan stukken breken; barsten; breken; kapotgaan; kapotmaken; losspringen; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; onklaar raken; openspringen; stukbreken; stukgaan
morir breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan afleggen; besterven; besterven van angst; bezwijken; doodgaan; heengaan; het onderspit delven; in de oorlog omkomen; inslapen; kapotgaan; omkomen; ondergaan; ontslapen; ophouden te bestaan; overlijden; sneuvelen; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; tenondergaan; uitsterven; vallen; verscheiden; wegvallen
quebrar breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan aan stukken breken; afbreken; barsten; begeven; beëindigen; breken; flippen; forceren; in stukken breken; ingooien; kapotbreken; kapotgaan; knakken; losspringen; met opzet kapotmaken; onklaar raken; ontbinden; openspringen; opheffen; stukbreken; stukgaan; stukmaken; verbreken; verbrijzelen
refractar breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan barsten; begeven; flippen; kapotgaan; kapotmaken; knakken; losspringen; moeren; mollen; onklaar raken; openspringen; stukgaan
romper breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan aan stukken breken; afbreken; barsten; beëindigen; binnenbreken; breken; fijnmaken; forceren; in stukken breken; ingooien; inhakken; inhouwen; kapot maken; kapot scheuren; kapotbreken; kapotgaan; kapotgooien; kapotmaken; knappen; losrukken; losscheuren; losspringen; lostrekken; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; onklaar raken; ontbinden; openspringen; opheffen; platdrukken; ruineren; slechten; slopen; stukbreken; stukgaan; stukgooien; stukmaken; verbreken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; vernielen; vernietigen; verpletteren; verscheuren; verwoesten

Computer vertaling door derden: