Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
buscar
|
|
afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken
|
controlar
|
|
controleren
|
mirar
|
|
aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken; kijken
|
probar
|
|
aan proberen; keurend bekijken; monsteren; passen; proefdraaien
|
reconocimiento
|
keuren; medische keuring
|
dankbaarheid; danken; erkenning; erkentelijkheid; erkentenis; exploratie; herkenbaarheid; herkennen; thuisbrengen; toegeving; verkenning; waarnemen
|
tomar
|
|
beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aquilatar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
|
buscar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
aankopen; aanschaffen; afhalen en meenemen; afzoeken; halen; iets opzoeken; kopen; naslaan; nazoeken; ophalen; oppikken; opsnuffelen; opzoeken; pakken; tegemoetzien; uitkijken naar; uitvissen; verkrijgen; verwachten; verwerven; vinden; vooruitzien; zien te vinden; zoeken
|
catar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
langzaam drinken; nippen; voorproeven
|
comprobar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
aantonen; afwegen; bepalen; bewijzen; checken; constateren; controleren; determineren; diepte bepalen; doorvorsen; examineren; inschatten; kalibreren; meten; nagaan; nakijken; narekenen; naspeuren; nasporen; natellen; natrekken; onderzoeken; opmeten; overhoren; peilen; schatten; staven; testen; toetsen; vaststellen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
|
contestar
|
controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen
|
antwoorden; beantwoorden; reageren; responderen
|
controlar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beteugelen; bewaken; bezichtigen; controleren; doorvorsen; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; intomen; leerstof beheersen; matigen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onder de knie hebben; onderzoeken; opletten; surveilleren; toezicht houden; toezien
|
corregir
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; heroveren; herstellen; hervinden; herzien; maken; rechtstrijken; rechtzetten; rectificeren; renoveren; repareren; restaureren; terugvinden; verbeteren; vernieuwen
|
ensayar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
herhalen; oefenen; repeteren
|
examinar
|
beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; schouwen; testen
|
aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; ondervragen; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
|
grabar
|
controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen
|
aantekenen; absorberen; branden; etsen; graveren; griffelen; griffen; groeven; ingraveren; inkerven; insnijden; met een stift inkrassen; opnemen; opslorpen; opslurpen; restaureren; verzet aantekenen
|
inspeccionar
|
beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; schouwen; testen
|
aankijken; bekijken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; fouilleren; gadeslaan; inspecteren; kijken; overzien; schouwen; toeschouwen; visiteren
|
mirar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
aankijken; aanschouwen; bekijken; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; koekeloeren; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; schouwen; speurend kijken; staren; te zien krijgen; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; waarnemen; zien
|
pasar revista a
|
beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; onderzoeken; schouwen; testen
|
bekijken; bezichtigen; inspecteren
|
probar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; proberen; proeven; testen
|
beproeven; op de proef stellen; proeven; smaken; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; waarmaken
|
prosperar
|
controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen
|
bloeien; floreren; goed lopen; hernieuwen; herstellen; ontplooien; opbloeien; opfleuren; renoveren; restaureren; tot bloei komen; tot hoogconjunctuur komen; tot volle wasdom komen; verbeteren; vernieuwen
|
reconocer
|
controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen
|
afgeven; aftasten; beamen; beseffen; bevestigen; doorvorsen; doorzien; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; gunnen; herkennen; hernieuwen; identificeren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inleveren; inzien; nageven; nieuw leven inblazen; onderkennen; onderschrijven; ondervragen; onderzoeken; overhandigen; overhoren; realiseren; restaureren; staven; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; vereenzelvigen; verhoren; verkennen
|
repasar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
bekijken; bezichtigen; doorgeven; doorlezen; doornemen; doorspelen; doorvertellen; echoën; herhalen; inspecteren; nabouwen; nalezen; napraten; nazeggen; oefenen; opnieuw lezen; overlezen; repeteren; rondbrieven; rondvertellen
|
revisar
|
controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen
|
controleren; hervormen; herzien; reformeren; reviseren
|
rodar
|
controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen
|
dolen; doorrollen; draaien; filmen; keren; kolken; omwenden; omzwerven; ronddraaien; ronddwalen; rondtollen; taxiën; tollen; waren; wenden; zwenken; zwerven
|
someter a prueba
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
beproeven; examineren; op de proef stellen; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen
|
tomar
|
controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen
|
aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binden; binnenkrijgen; boeien; consumeren; dineren; doorslikken; eten; gebruik maken van; gebruiken; halen; iemand raken; iemand treffen; inlijven; inslikken; ketenen; kluisteren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; pakken; raken; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen
|
verificar
|
beproeven; keuren; onderzoeken; testen
|
bekijken; bezichtigen; checken; controleren; doorvorsen; inspecteren; nagaan; narekenen; natellen; natrekken; verifiëren
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
examinar
|
|
bladeren; browsen; zoeken
|