Nederlands
Uitgebreide vertaling voor dragen (Nederlands) in het Spaans
dragen:
-
dragen (aan hebben)
-
dragen (uithouden; volhouden; verdragen; doorstaan; verduren; uitzingen; dulden; harden)
-
dragen (stutten; ondersteunen; steunen; schoren; schragen)
soportar; apoyar; poner puntales; sujetar; apuntalar-
soportar werkwoord
-
apoyar werkwoord
-
poner puntales werkwoord
-
sujetar werkwoord
-
apuntalar werkwoord
-
Conjugations for dragen:
o.t.t.
- draag
- draagt
- draagt
- dragen
- dragen
- dragen
o.v.t.
- droeg
- droeg
- droeg
- droegen
- droegen
- droegen
v.t.t.
- heb gedragen
- hebt gedragen
- heeft gedragen
- hebben gedragen
- hebben gedragen
- hebben gedragen
v.v.t.
- had gedragen
- had gedragen
- had gedragen
- hadden gedragen
- hadden gedragen
- hadden gedragen
o.t.t.t.
- zal dragen
- zult dragen
- zal dragen
- zullen dragen
- zullen dragen
- zullen dragen
o.v.t.t.
- zou dragen
- zou dragen
- zou dragen
- zouden dragen
- zouden dragen
- zouden dragen
en verder
- ben gedragen
- bent gedragen
- is gedragen
- zijn gedragen
- zijn gedragen
- zijn gedragen
diversen
- draag!
- draagt!
- gedragen
- dragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor dragen:
Verwante definities voor "dragen":
Wiktionary: dragen
dragen
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) al van de vloer houdend vervoeren
- dragen → llevar (puesto)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dragen | → llevar | ↔ bear — carry |
• dragen | → portar; llevar | ↔ bear — be equipped with |
• dragen | → cargar; llevar | ↔ carry — to transport by lifting |
• dragen | → respaldar; sustentar | ↔ underpin — To give support to |
• dragen | → llevar | ↔ wear — to have on (clothes) |
• dragen | → llevar; transportar | ↔ tragen — etwas mit den Armen oder auf dem Rücken von einem Ort zu einem anderen Ort transportieren |
• dragen | → apoyar; empujar; sostener; amparar | ↔ appuyer — placer contre quelque chose. |
• dragen | → mantener | ↔ maintenir — tenir ferme et fixe. |