Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- tellen:
- tel:
-
Wiktionary:
- tellen → contar, computar
- tellen → contar, calcular, computar
- tel → momento, estima, estimación, instante, inventario
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tellen (Nederlands) in het Spaans
tellen:
-
het tellen (tel)
Conjugations for tellen:
o.t.t.
- tel
- telt
- telt
- tellen
- tellen
- tellen
o.v.t.
- telde
- telde
- telde
- telden
- telden
- telden
v.t.t.
- heb geteld
- hebt geteld
- heeft geteld
- hebben geteld
- hebben geteld
- hebben geteld
v.v.t.
- had geteld
- had geteld
- had geteld
- hadden geteld
- hadden geteld
- hadden geteld
o.t.t.t.
- zal tellen
- zult tellen
- zal tellen
- zullen tellen
- zullen tellen
- zullen tellen
o.v.t.t.
- zou tellen
- zou tellen
- zou tellen
- zouden tellen
- zouden tellen
- zouden tellen
en verder
- ben geteld
- bent geteld
- is geteld
- zijn geteld
- zijn geteld
- zijn geteld
diversen
- tel!
- telt!
- geteld
- tellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor tellen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cuenta | tel; tellen | Windows Live-account; account; afrekening; bankrekening; factuur; nota; rekening; rekenschap; telling; zakelijke account |
numeración | tel; tellen | nummering |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
contar | tellen | aftellen; babbelen; begroten; berekenen; beschrijven; erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; geld afpassen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; mededelen; meeberekenen; meerekenen; meetellen; passen; praten; rekenen; snateren; spreken; toevoegen; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; wauwelen; zeggen; zwammen |
Verwante woorden van "tellen":
Verwante definities voor "tellen":
Wiktionary: tellen
tellen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tellen | → contar | ↔ count — to enumerate or determine number |
• tellen | → contar | ↔ zählen — transitiv: die Anzahl bestimmen |
• tellen | → calcular; computar; contar | ↔ calculer — déterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs. |
• tellen | → contar; calcular; computar | ↔ compter — déterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul. |
tel:
Vertaal Matrix voor tel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cuenta | tel; tellen | Windows Live-account; account; afrekening; bankrekening; factuur; nota; rekening; rekenschap; telling; zakelijke account |
numeración | tel; tellen | nummering |
segundo | minuutje; moment; ogenblik; oogwenk; seconde; tel | stuurman in een roeiboot |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
segundo | ander; iemand anders; secundo; tweede |
Verwante woorden van "tel":
Wiktionary: tel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tel | → momento | ↔ moment — very brief period of time |
• tel | → estima; estimación | ↔ estime — opinion favorable que l’on avoir de quelqu’un, fonder sur la connaissance de son mérite, de ses bonnes qualités, de ses vertus. |
• tel | → momento; instante | ↔ moment — point dans le temps. |
• tel | → inventario | ↔ recensement — dénombrement ou inventaire de personnes, d’effets, de suffrages, etc. |